Fietspaden Toegestane voertuigen en hulpmiddelen
- Driewielfiets en scootmobiel
- Gehandicaptenvoertuig
Wanneer andere voertuigen zich op fietsinfrastructuur bevinden, moeten ze zich aanpassen aan de regels voor de fietser. Doordat deze voertuigen van de fietsvoorzieningen gebruik mogen maken, moet bij het ontwerp van fietsinfrastructuur ook met deze voertuigen rekening worden gehouden.
Driewielfiets en scootmobiel
Een scootmobiel en driewielfiets mogen binnen de bebouwde kom behalve van fietsinfrastructuur ook gebruikmaken van trottoirs of van de rijbaan. Anders dan voor een gehandicaptenvoertuig is het snelheidsverschil met het gemotoriseerde verkeer op de rijbaan bij een scootmobiel (maximumsnelheid van 16 km/h) en driewielfiets erg groot. Door deze grote snelheidsverschillen en het verschil in massa is het aannemelijk dat een (oudere) bestuurder van een scootmobiel of driewielfiets eerder van infrastructuur voor de fiets gebruikmaakt dan van de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer. Om die reden wordt aanbevolen om de fietsinfrastructuur zodanig te ontwerpen dat ook scootmobiel- en driewielfietsers hiervan zonder problemen gebruik kunnen maken.
Gehandicaptenvoertuigen
Een gehandicaptenvoertuig mag op een fietsinfrastructuur binnen de bebouwde kom niet harder dan 30 km/h rijden [w3, art. 5.6.6]. Wel mag het ook gebruikmaken van de rijbaan of het trottoir (dan geldt maximaal 6 km/h). Vanwege de maximumsnelheid van 45 km/h is het snelheidsverschil met overig gemotoriseerd verkeer niet groot op 50 km/h-wegen. Voor gehandicaptenvoertuigen heeft het daarom de voorkeur dat zij gebruikmaken van de rijbaan voor gemotoriseerd verkeer.