Algemene Subsidieverordening Zwolle

Geldend van 29-07-2022 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Zwolle

De Raad van de gemeente Zwolle heeft in de vergadering van 12 maart 2018 een wijziging in de Algemene Subsidieverordening Zwolle vastgesteld. Het betreft een toevoeging van hoofdstuk 16 (Peuteropvang en VVE gemeente Zwolle).

AFDELING 1.1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit: De activiteit die door de subsidieaanvrager zal worden uitgevoerd en door het college kan worden gesubsidieerd.

  • b.

    Activiteitenplan: Een overzicht van de activiteiten overeenkomstig artikel 4:62 Awb.

  • c.

    Beleidsterrein: Een door de raad als zodanig aangemerkt geheel van samenhangende activiteiten.

  • d.

    Bestemmingsreserve :Bestanddeel uit eigen vermogen dat bestemd is om in de toekomst uitgaven, die zijn verbonden aan beoogde specifieke doelen te kunnen bekostigen, waarbij vaststaat dat toekomstige middelen daarvoor tekort schieten.

  • e.

    Egalisatiereserve: Een reserve als bedoeld in artikel 4:72 Awb, bedoeld om in de toekomst fluctuaties in de (exploitatie)kosten op te kunnen vangen.

  • f.

    Rechtspersoon: Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich de behartiging van de belangen van ideële en/of materiële aard van (een deel van) de bevolking van de gemeente Zwolle (c.q. de regio) ten doel stelt.

  • g.

    Subsidieprogramma: De door de raad jaarlijks vastgestelde begroting van subsidiabele maxima per beleidsterrein.

  • h.

    Uitvoeringsovereenkomst: De overeenkomst in de zin van artikel 4:36 Awb, zijnde een bijlage bij de beschikking. In een uitvoeringsovereenkomst wordt in ieder geval vastgesteld:

    • 1.

      De beoogde prestaties.

    • 2.

      De doelgroep(en) met betrekking tot de te ontwikkelen activiteiten en de te verrichten prestaties.

  • i.

    Voorziening: Een voorziening als bedoeld in artikel 374 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, zijnde vermogensbestanddelen voor toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren omvatten en die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen kunnen worden, nu reeds te voorzien zijn, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak in het verleden hebben en kwantificeerbaar en / of berekenbaar zijn. Een voorziening wordt beschouwd als vreemd vermogen.

  • j.

    Signaleringsrapportage: Tussentijdse rapportage waarin de stand van zaken van de prestaties / activiteiten wordt opgenomen en waarin relevante ontwikkelingen worden aangegeven.

  • k.

    Deelverordening: een hoofdstuk dat betrekking heeft op een bepaald onderwerp en onderdeel uitmaakt van deze verordening.

Artikel 4:36 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

Artikel 4:62 Algemene wet bestuursrecht

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

Artikel 4:72 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.

  • 2.

    Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3.

    De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

  • 4.

    De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

  • 5.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e Awb , is de subsidieontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoeding plichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

Artikel 1:2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidieaanvragen aan en subsidiebesluiten van het college, tenzij op die activiteiten een bijzondere regeling van toepassing is.

  • 2.

    Subsidie wordt slechts verleend voor de beleidsterreinen en/of instellingen die in de door de raad vastgestelde begroting en de bij de begroting behorende bijlagen worden genoemd. Het begrotingsvoorbehoud als genoemd in artikel 4:34 Awb is daarbij van toepassing.

  • 3.

    In de volgende delen van deze verordening (die als hoofdstukken zijn genoemd) wordt bepaald voor welke specifieke activiteiten subsidie kan worden verstrekt, en eventueel welke grondslagen daarbij worden gehanteerd voor de berekening van de subsidie en welke specifieke voorschriften daarbij van toepassing zijn.

  • 4.

    Indien het college een Europese, rijks of provinciale regeling of een regeling van een ander bestuursorgaan uitvoert, is deze verordening van toepassing voor zover dit niet in strijd is met de betreffende regeling.

Artikel 1:3 Subsidiëring

  • 1.

    Er kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten die, naar inzicht van het college:

    • a.

      passen binnen de door de raad vastgestelde beleid, en

    • b.

      blijken uit de door de raad vastgestelde begroting en de daarbij behorende bijlagen, en

    • c.

      in overwegende mate ten dienste staan van Zwolse ingezetenen, en

    • d.

      niet het vormen en/of verspreiden van partijpolitieke, godsdienstige en/of levensbeschouwelijk gedachten en beginselen tot doel hebben.Het begrotingsvoorbehoud is hierbij van toepassing.

  • 2.

    Teneinde in aanmerking te komen voor subsidie dient de aanvrager waar mogelijk zijn activiteiten af te stemmen op die van soortgelijke instellingen en met dergelijke instellingen samen te werken. Het college kan terzake voorschriften in een beschikking tot verlening van de subsidie stellen.

  • 3.

    Subsidiëring van activiteiten vindt in ieder geval niet plaats indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten daarvan kan voorzien. Het college kan terzake nadere regels stellen.

  • 4.

    Een subsidieaanvrager voor een subsidie moet een rechtspersoon zijn met een volledig rechtsbevoegdheid, tenzij in een deelverordening anders is bepaald.

Artikel 1:4 Beslissingsbevoegdheid subsidieverstrekking

  • 1.

    Het college is bevoegd tot het nemen van alle besluiten ter uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen inzake:

    • a.

      de toegankelijkheid van gesubsidieerde activiteiten.

    • b.

      het betrekken van deelnemers en gebruikers bij het voorbereiden en uitvoeren van het beleid van de subsidieaanvrager.

    • c.

      het gebruik van gemeentelijke dan wel gesubsidieerde accommodaties.

Artikel 1:5 Subsidiesoorten

  • 1.

    Als soorten van subsidie worden onderscheiden een incidentele subsidie of een structurele subsidie.

  • 2.

    De volgende incidentele subsidies worden onderscheiden:

    • a.

      Incidentele activiteitensubsidie: een subsidie die bestemd is om activiteiten van eenmalige, incidentele aard uit te voeren. Deze subsidie kan voor maximaal twee keer, achtereenvolgend, worden verleend.

    • b.

      Investeringssubsidie: een subsidie als tegemoetkoming in de kosten van het doen van investeringen.

    • c.

      Projectsubsidie: een subsidie als tegemoetkoming in de kosten van het realiseren van een activiteit die door de gemeente wordt geduid als een project. De subsidie kan voor ten hoogste vijf jaar worden verstrekt.

  • 3.

    De volgende structurele subsidies worden onderscheiden:

    • a.

      Structurele activiteitensubsidie: een subsidie om jaarlijks terugkerende activiteiten uit te voeren.

    • b.

      Budgetsubsidie: een subsidie waarbij aan de subsidieaanvrager een subsidiebedrag wordt verstrekt om van tevoren overeengekomen activiteiten uit te voeren. De activiteiten worden nader vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 1:6 Het subsidieplafond

  • 1.

    Het college kan, per onderdeel van de gemeentelijke beleidsterreinen, een subsidieplafond vaststellen.

  • 2.

    Bij de vaststelling van een subsidieplafond bepaalt het college de criteria voor de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 3.

    Afdeling 4.2.2. Awb is van toepassing

AFDELING 1.2 DE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 1:7 De aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvraag tot verlening van subsidie wordt ingediend bij het college, tenminste acht weken voor aanvang van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het college kan ontheffing verlenen voor het tijdstip van het indienen van een aanvraag.

  • 2.

    Aanvragen om subsidieverlening van structurele activiteitensubsidies en budgetsubsidies moeten voor 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft zijn ingediend, tenzij het college anders bepaalt.

  • 3.

    De aanvrager maakt bij het indienen van een aanvraag tot subsidieverlening gebruik van het door het college vastgestelde aanvraagformulier en handelt daarbij naar door het college vastgestelde richtlijnen

  • 4.

    Bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening wordt in ieder geval een activiteitenplan met bijbehorende begroting overgelegd.

  • 5.

    Bij een eerste aanvraag tot subsidieverlening overlegt de aanvrager die een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid is, tevens:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd;

    • b.

      een afschrift van het huishoudelijk reglement;

    • c.

      een opgave van de samenstelling van het bestuur;

    • d.

      een gewaarmerkt verslag van de financiële positie over het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag plaatsvindt.

  • 6.

    Het college kan vrijstelling of ontheffing verlenen van de in dit artikel genoemde verplichtingen.

Artikel 1:8 Meerjarige subsidieverlening

  • 1.

    Het college kan een project- of budgetsubsidie voor een periode van ten hoogste vijf aaneengesloten jaren verlenen.

  • 2.

    Een project- of budgetsubsidie voor meer dan één jaar wordt slechts verleend met toepassing van het begrotingsvoorbehoud.

Artikel 1:9 Budgetsubsidies

  • 1.

    jaar een uitvoeringsovereenkomst worden afgesloten.

  • 2.

    Bij een beschikking tot subsidieverlening voor een budgetsubsidie kan eenmalig dan wel per Indien een budgetsubsidie wordt verstrekt danwel een subsidie ter grootte van een bedrag van € 100.000,- of hoger, is afdeling 4.2.8. Awb van toepassing.

  • 3.

    Het college kan op andere per boekjaar te verstrekken subsidies afdeling 4.2.8. Awb van toepassing verklaren.

Artikel 1:10 Beslistermijn

  • 1.

    Tenzij in één van de deelverordeningen anders is bepaald, beslist het college op de aanvraag tot subsidieverlening binnen acht weken nadat de raad de begroting voor het kalenderjaar waarin de activiteit aanvangt heeft vastgesteld of, indien deze begroting reeds is vastgesteld, binnen 8 weken na indiening van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

AFDELING 1.3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 1:11 Subsidieverplichtingen

Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen als bedoeld in de artikelen 4:37 Awb en 4:70 Awb.

Artikel 4:37 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

  • a.

    aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

  • c.

    het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

  • d.

    de te verzekeren risico’s;

  • e.

    het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

  • f.

    het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

  • g.

    het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

  • h.

    het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorg

aan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

2. Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 Awb van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:70 Algemene wet bestuursrecht

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen

Artikel 1:12 Overige doel gebonden verplichtingen (art. 4:38 Awb)

Het college kan verplichtingen opleggen met betrekking tot:

- het voeren van de administratie;

- doelgroepen;

- plaats van uitvoering;

- eisen ten aanzien van de locatie van de activiteit;

- rapportage;

- eigen bijdrage aan activiteiten.

Artikel 4:38 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

Artikel 1:13 Niet-doel gebonden verplichtingen (art. 4:39 Awb)

Het college kan verplichtingen opleggen met betrekking tot

  • a.

    anti-discriminatie;

  • b.

    toegankelijkheid van de activiteit voor gehandicapten;

  • c.

    democratisch functioneren;

  • d.

    alcoholpreventie;

  • e.

    bescherming van het milieu.

Artikel 4:39 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

  • 2.

    Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 1:14 Administratie

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht de administratie op een overzichtelijke wijze te voeren.

  • 2.

    Artikel 4:69 Awb is van toepassing op alle subsidieontvangers.

  • 3.

    Het college kan ter zake nadere regels stellen.

Artikel 4:69 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2.

    De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard

Artikel 1:15 Onderzoek

  • 1.

    Het college kan bij de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat het jaarlijkse accountantsonderzoek in het kader van het financiële verslag tevens een onderzoek tot de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen inhoudt.

  • 2.

    Het college geeft, indien wordt besloten tot een onderzoek als bedoeld in lid 1, bij de beschikking tot subsidieverlening een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de accountantscontrole.

Artikel 1:16 Boekjaar

De subsidieontvanger is verplicht het boekjaar gelijk te stellen met het kalenderjaar, tenzij het college ontheffing verleent van deze verplichting.

Artikel 1:17 Toestemming voor bepaalde handelingen

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college voor:

    • a.

      Het oprichten van, dan wel deelnemen in, een rechtspersoon;

    • b.

      Het wijzigen van de statuten;

    • c.

      Het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling, met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • d.

      Het ontbinden van de rechtspersoon;

    • e.

      Het doen van aangifte tot faillissement of aanvragen van zijn surséance van betaling.

  • 2.

    Het college kan nadere regels en/of voorschriften aan de toestemming verbinden.

  • 3.

    Het college beslist binnen vier weken over de te verlenen toestemming.

  • 4.

    De beslissingstermijn kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verlengd.

  • 5.

    Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 1:18 Informatieplicht

  • 1.

    Een subsidieontvanger bericht het college onmiddellijk schriftelijk over feiten en ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat de activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt.

  • 2.

    Een subsidieontvanger brengt het beëindigen en/ of gedeeltelijk beëindigen en/ of het wijzigen van de aard en omvang van zijn activiteiten onmiddellijk schriftelijk ter kennis van het college.

  • 3.

    Een subsidieontvanger die een rechtspersoon is bericht het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      wijziging van het huishoudelijk reglement onder toezending van een afschrift van het nieuwe reglement;

    • b.

      wijziging in de bestuurssamenstelling;

  • 4.

    De subsidieontvanger is verplicht het college schriftelijk te informeren over besluiten tot het vaststellen en/of wijzigen van de tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties.

  • 5.

    De subsidieontvanger dient het college schriftelijk te informeren bij het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie, dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie.

  • 6.

    De subsidieontvanger dient het college schriftelijk te informeren bij het aangaan van kredietovereenkomsten en overeenkomsten van geldlening.

Artikel 1:19 Vermogensvorming

De subsidieontvanger is verplicht tot vergoeding van met subsidie behaald vermogensvoordeel, overeenkomstig artikel 4:41 Awb. De hoogte van de vergoeding wordt door het college in redelijkheid bepaald.

Artikel 4:41 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

  • a.

    dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

  • b.

    daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 2.

    De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

  • a.

    de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • b.

    de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • d.

    de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • e.

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 3.

    De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

Artikel 1:20 Afwijkende verplichtingen

Indien de gemeente subsidie verstrekt voor activiteiten die mede door andere bestuursorganen worden gesubsidieerd, kan het college afwijken van de bij of krachtens deze verordening aan de subsidie verbonden verplichtingen, voor zover dit wenselijk is met het oog op de afstemming met de door die andere bestuursorganen opgelegde verplichtingen.

AFDELING 1.4 WEIGERINGSGRONDEN

Artikel 1:21 Weigering subsidie

De subsidie kan, naast de in artikel 4:35 Awb genoemde weigeringsgronden, worden geweigerd indien:

  • a.

    de activiteiten niet zijn gericht op het door het college erkende belang;

  • b.

    de aanvrager naar het oordeel van het college in strijd met het bepaalde in artikel 1:2 en 1:3 van deze verordening heeft gehandeld of naar verwachting zal handelen;

  • c.

    de Europese, rijks- en / of provinciale financiële middelen die op het moment van de vaststelling van de gemeentebegroting als bijdrage in de kosten van de uitvoering van het beleid verwacht mochten worden niet daadwerkelijk worden verkregen;

  • d.

    de subsidieaanvrager bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden, bij de subsidieaanvrager conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan, aan de subsidieaanvrager surséance van betaling is verleend dan wel het faillissement over de subsidieaanvrager is uitgesproken;

  • e.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd in onvoldoende mate bijdragen aan de doelen waarvoor subsidiegelden beschikbaar worden gesteld.

Artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht

1. De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

2. De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

b. failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend

AFDELING 1.5 DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 1:22 De aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidieontvanger dient binnen 4 maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag voor subsidievaststelling in, tenzij:

    • a.

      de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

    • b.

      dit in de beschikking of deelverordening anders is geregeld.

  • 2.

    De subsidieaanvrager maakt bij het indienen van een aanvraag tot subsidievaststelling gebruik van het door het college vastgestelde subsidieaanvraagformulier en/of handelt daarbij in overeenstemming met de door het college vastgestelde richtlijnen.

  • 3.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling wordt in ieder geval een activiteitenverslag en een financieel verslag overgelegd. Het financiële verslag dient te voldoen aan de eisen van artikel 4:45 lid 2 Awb en artikel 4:76 tot en met 4:79 Awb. Artikel 4:77 Awb is daarmee van toepassing op deze verordening.

  • 4.

    Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie tot een subsidiebedrag van € 20.000 wordt een goedkeurende verklaring van de kascommissie, een goedkeurende verklaring door het bestuur en/of een verslag van een Algemene Ledenvergadering, waarin decharge wordt verleend aan de penningmeester overgelegd.

  • 5.

    Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie waarbij het subsidiebedrag dan wel de som van meerdere door de gemeente Zwolle verstrekte subsidies € 20.000 tot € 40.000 bedraagt, wordt een samenstelling verklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overgelegd.

  • 6.

    Bij aanvragen tot subsidievaststelling van een subsidie waarbij het subsidiebedrag, dan wel de som van meerdere door de gemeente Zwolle verstrekte subsidies € 40.000 tot € 100.000 bedraagt, wordt een beoordelingsverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, overgelegd.

  • 7.

    Bij aanvragen tot subsidievaststelling waarbij het subsidiebedrag, dan wel de som van meerdere door de gemeente Zwolle verstrekte subsidies € 100.000 of meer bedraagt, en /of in die gevallen dat er sprake is van een budgetsubsidie, is het bepaalde in artikel 1:9 en afdeling 1:6 van deze verordening van toepassing.

  • 8.

    Het college beslist binnen 6 maanden op een volledige aanvraag om subsidievaststelling.

  • 9.

    Het college kan met betrekking tot de aanvraag tot subsidievaststelling nadere regels stellen.

Artikel 4:45 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Artikel 4:76 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en met vijfde lid van toepassing.

  • 2.

    Het financiële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

  • a.

    het vermogen en het exploitatiesaldo, en

  • b.

    voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidie-ontvanger .

  • 3.

    De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

  • 4.

    De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.

  • 5.

    Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

Artikel 4:77 Algemene wet bestuursrecht

Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4:78 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    De subsidie-ontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

  • 3.

    De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.

  • 4.

    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

  • 5.

    Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het eerste tot en met het vierde lid.

Artikel 4:79 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in artikel 4:78, eerste lid, bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    Bij toepassing van het eerste lid gaat de opdracht vergezeld van een bij of krachtens wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

  • 3.

    Bij toepassing van het eerste lid, gaat het financiële verslag tevens vergezeld van een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving door de subsidie-ontvanger van de aan de subsidie verbonden verplichtingen

.

Artikel 1:23 Ambtshalve vaststelling

De subsidie kan ambtshalve worden vastgesteld, in de gevallen als bedoeld in artikel 4:47 Awb.

Artikel 4:47 Algemene wet bestuursrecht

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

  • a.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid Awb , of

  • c.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd

.

Artikel 4:44 lid 4 Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:

  • a.

    de subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a Awb , ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, o

  • c.

    de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid Awb , anders is geregeld.

  • 2.

    Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

  • 3.

    Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 4.

    Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

AFDELING 1.6 VOORZIENINGEN EN RESERVES

Artikel 1:24 Voorzieningen

  • 1.

    Een subsidieontvanger van een structurele subsidie kan slechts met daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming van het college een voorziening vormen. Het college kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2.

    Een voorziening kan in ieder geval niet worden gevormd voor:

    • a.

      de kosten samenhangend met vervanging van inventaris.

    • b.

      reeds ontvangen maar nog niet volledig bestede subsidiegelden.

  • 3.

    Het verzoek om toestemming voor het vormen van een voorziening bevat een plan waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a.

      het doel van de voorziening;

    • b.

      de onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de voorziening;

    • c.

      een planmatige onderbouwing van de meerjarige opbouw van en onttrekkingen uit de voorziening.Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 4.

    Voor het in afwijking van de toestemming toevoegen van subsidiegelden of het in afwijking van de toestemming onttrekken van subsidiegelden aan de voorziening, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Artikel 1:25 Bestemmingsreserve

  • 1.

    Een subsidieontvanger van een structurele activiteitensubsidie kan slechts met daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming van het college een bestemmingsreserve vormen.

  • 2.

    Het verzoek om toestemming voor het vormen van een in lid 1 genoemde reserve bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      het doel van de reserve;

    • b.

      een onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de reserve;

    • c.

      een motivering van het tijdstip waarop de organisatie de middelen nodig heeft.Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 3.

    Voor het toevoegen van subsidiegelden of de onttrekking van subsidiegelden aan de bestemmingsreserve, anders dan voor dit doel bestemd is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Artikel 1:26 Egalisatiereserve

  • 1.

    Een subsidieontvanger van een structurele subsidie kan slechts met daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming van het college een egalisatiereserve vormen.

  • 2.

    Het toevoegen van gemeentelijke subsidiegelden aan de egalisatiereserve, alsmede het onttrekken van gemeentelijke subsidiegelden daaruit kan uitsluitend gebeuren met voorafgaande schriftelijke toestemming van het college.

  • 3.

    De maximale hoogte van de egalisatiereserve bedraagt 10% van de structurele subsidiegelden die de subsidieaanvrager in het betreffende boekjaar van de gemeente heeft ontvangen, vermeerderd met dat deel van de egalisatiereserve dat gevormd is doorandere inkomsten.

  • 4.

    Het college kan met betrekking tot de hoogte van de egalisatiereserve, voor zover opgebouwd uit subsidiegelden, nadere regels vaststellen.

Artikel 1:27 Afschrijvingen

  • 1.

    Investeringen en/of aankopen met een individuele aanschafwaarde van minimaal € 1.000,- moeten worden geactiveerd en over meerdere jaren afgeschreven.

  • 2.

    Investeringen/aankopen van minder dan € 1.000,- moeten rechtstreeks ten laste van het resultaat van het jaar van aanschaf worden gebracht.

  • 3.

    De vaste activa worden gewaardeerd op de aanschafwaarde.

  • 4.

    Afgeschreven wordt er over de aanschafwaarde van goederen, verminderd met de nog te verwachten restwaarde.

  • 5.

    Onderstaande activagroepen dienen te worden afgeschreven op basis van economisch verantwoorde termijnen:

    • a.

      Gebouwen

    • b.

      Technische installaties

    • c.

      Kantoormeubilair

    • d.

      Computers

    • e.

      Bedrijfsauto’s

    • f.

      Overige inventaris

AFDELING 1.7 BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 1:28 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van de bij of krachtens deze verordening bepaalde verplichtingen.

Artikel 1:29 Niet voorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 1:30 Uitvoering

  • 1.

    Het college kan ambtenaren aanwijzen die, in mandaat belast, nadere regels kunnen stellen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Het college kan ambtenaren aanwijzen die met het toezicht op de naleving conform afdeling 5.2 artikel 5:11 Awb van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast.

Artikel 1:31 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 5 mei 2012.

  • 2.

    Bij de inwerkingtreding van deze verordening komt de Algemene subsidieverordening 2010 en de bijbehorende deelverordeningen te vervallen.

  • 3.

    Op aanvragen tot subsidieverstrekking die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening en op besluiten inzake subsidieverstrekking die zijn genomen voor inwerkingtreding van deze verordening blijven de bepalingen van de Algemene subsidieverordening 2010 van toepassing.

  • 4.

    Het vorige lid is niet van toepassing op aanvragen om subsidie die betrekking hebben op het tijdvak na inwerkingtreding van deze verordening.

TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING ZWOLLE HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN DEEL

AFDELING 1.1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal, veelvuldig in deze verordening gebruikte, begrippen gedefinieerd. In de verordening wordt voor de belanghebbende bij subsidies het begrip ‘aanvrager’ of ‘subsidieontvanger’ gebruikt. De belanghebbende wordt tot het moment van subsidieverlening als aanvrager aangeduid en daarna als subsidieontvanger.

Ten aanzien van het begrip ‘subsidie’ wordt verwezen naar hoofdstuk 4, afdeling 2 van de Algemene wet bestuursrecht.

In artikel 4:21 Awb staat de definitie van subsidie vermeld, namelijk de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

Aangezien dit begrip is vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht, en van dwingend recht is verklaard, geldt dit begrip voor iedereen en hoeft het niet overgenomen te worden in deze verordening.

Artikel 1:2 Reikwijdte

Artikel 4:23 Awb geeft aan dat subsidiering in beginsel slechts mogelijk is op grond van een wettelijk voorschrift. Door de aanwezigheid van een wettelijke grondslag wordt de rechtszekerheid van de subsidie-aanvrager en de subsidieontvanger gewaarborgd. Dit betekent voor de gemeentelijke praktijk dat subsidies op een verordening gebaseerd dienen te zijn.

Lid 1

In dit lid wordt aangegeven dat de Algemene subsidieverordening met de achterliggende hoofdstukken geldt voor alle gemeentelijke subsidies, tenzij een andere (gemeentelijke) verordening van toepassing is.

Lid 2

Lid 2 biedt de mogelijkheid dat er deelverordeningen worden opgesteld ten aanzien van bepaalde activiteiten/beleidsterreinen waarvoor de raad subsidie wil verstrekken.

Door het invoegen van een deelverordening zijn, naast de bepalingen uit de ASV, specifieke bepalingen van toepassing ten aanzien van een beleidsterrein waarvoor subsidie wordt verstrekt. Een voorbeeld is het geval er in een deelverordening weigeringsgronden zijn genoemd. In dat geval wordt eerst bekeken of de weigeringsgronden uit de deelverordening van toepassing zijn, indien dat niet het geval is, wordt bekeken of de weigeringsgronden uit de ASV van toepassing zijn. Verder kunnen door het college verplichtingen worden opgelegd aan de subsidieontvanger op grond van artikel 1:13 ASV, tenzij deze bevoegdheid bijvoorbeeld is uitgesloten in de deelverordening.

Indien in een bijzondere regel niets of onvoldoende is geregeld ten aanzien van de subsidieverstrekking, dient te worden gehandeld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 1 van deze verordening.

Lid 3

Dit lid geeft regels in geval er sprake is van de uitvoering van regels van een ander bestuursorgaan.

Artikel 1:3 Subsidiëring

In lid 1 zijn enkele algemene uitgangspunten gegeven voor de subsidieverlening binnen de gemeente Zwolle. In het algemeen moet het bij subsidieverlening gaan om activiteiten die passen binnen gemeentelijke doelstellingen die zijn vastgesteld door de raad. Verder moeten de activiteiten in overwegende mate ten dienste staan van de Zwolse ingezetenen. Het begrip ‘naar inzicht van het college’ geeft het college beleidsvrijheid. Teneinde problemen tussen verschillende groeperingen te voorkomen, moet het gaan om algemene activiteiten die geen betrekking hebben op politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming. Indien een aanvraag niet past binnen de eisen van artikel 1:3 lid 1, kan de aanvraag worden geweigerd.

Lid 2 is opgenomen teneinde een optimale samenwerking tussen aanvrager en instelling te bewerkstelligen.

Lid 3 is opgenomen als uitvloeisel van de Algemene wet bestuursrecht, teneinde duidelijk te maken dat, in het geval aanvrager over voldoende financiële middelen beschikt om de activiteit zelf te financieren, er geen subsidie wordt verstrekt.

Verder is in lid 4 als uitgangspunt opgenomen dat alleen subsidie kan worden verstrekt aan rechtspersonen. Hiermee wordt beoogd te voorkomen dat een vermenging plaatsvindt van subsidiemiddelen met privémiddelen van natuurlijke personen. Hierdoor kunnen namelijk problemen ontstaan bij de verantwoording. Teneinde de weg naar subsidiering voor natuurlijke personen niet geheel af te sluiten is in dit lid de mogelijkheid opgenomen om, in bijzondere gevallen die vermeld staan in een deelverordening, toch subsidie kan worden verstrekt aan natuurlijke personen. Op die manier kunnen bijvoorbeeld particuliere initiatieven worden gesubsidieerd.

Artikel 1:4 Beslissingsbevoegdheid subsidieverstrekking

In het kader van deze verordening worden diverse besluiten genomen gedurende de procedure van subsidieverlening tot subsidievaststelling. In de Algemene wet bestuursrecht wordt gesproken van de verlening van subsidie door een bestuursorgaan. Teneinde besluitvorming ten aanzien van subsidiering eenvoudiger te maken, is het college bevoegd verklaard tot het nemen van besluiten.

Als uitvloeisel van het feit dat het college de bevoegdheid is toegekend tot het nemen van besluiten, is het college ook de mogelijkheid geboden nadere regels te stellen ten aanzien van het verstrekken van subsidies.

Artikel 1:5 Subsidiesoorten

In dit artikel is een onderscheid gemaakt tussen de verschillende subsidiesoorten. In eerste instantie wordt onderscheidt gemaakt tussen een incidentele en een structurele subsidie. Vervolgens zijn deze twee soorten subsidie weer onderverdeeld in verschillende soorten.

Voor wat betreft de kleinere subsidiebedragen wordt uitgegaan van zo beperkt mogelijke administratieve handelingen. Dit enerzijds om vrijwilligersorganisaties niet onnodig te belasten en anderzijds om te voorkomen dat de ambtelijke inzet een hogere financiële inzet vergt dan de hoogte van de subsidie.

Artikel 1:6 Het subsidieplafond

Op grond van artikel 4:25 Awb kan de (decentrale) wetgever besluiten tot het instellen van een subsidieplafond. Onder het subsidieplafond wordt verstaan (artikel 4:22 Awb) het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Lid 1

In deze verordening is ervoor gekozen om die bevoegdheid, in het kader van de deregulering, bij het college neer te leggen. De periode waarvoor een subsidieplafond wordt vastgesteld is een jaar. Door het instellen van een subsidieplafond, kunnen aanspraken op subsidie worden beperkt. Dit ziet met name op het geval dat de begroting geen ruimte biedt voor subsidiering, terwijl de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, weigering of intrekking van de subsidie niet zonder meer toelaten.

Het vaststellen van een subsidieplafond is een besluit (een besluit van algemene strekking) en moet als zodanig bekend worden gemaakt voor de ingangsdatum van de periode waarvoor het plafond geldt. Als er geen subsidieplafond is ingesteld, kan dit er toe leiden dat, indien een aanspraak op subsidie bestaat, die subsidie niet vanwege financiële redenen kan worden geweigerd. Mensen of instellingen die aanspraak willen maken op subsidie moet tijdig weten hoeveel geld er beschikbaar is. Als het subsidieplafond of een verlaging daarvan of een wijze van verdeling later wordt bekendgemaakt, dan heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Een subsidieplafond leidt automatisch tot weigering van een subsidie voor wat betreft het gedeelte dat boven het subsidieplafond uitstijgt.

Lid 2

Samen met het subsidieplafond worden de criteria voor het verkrijgen van subsidie aangegeven, alsook de manier waarop de pot verdeeld wordt. Voor subsidiepotten waaruit iedereen (die voldoet aan eisen) subsidie kan claimen, wordt door het college een verdelingsmethodiek vastgesteld die ook van tevoren bij potentiële subsidieontvangers bekend moet zijn.

Overschrijding van een subsidieplafond levert een verplichte weigeringsgrond op. Dit betekent dat in de weigering beschikking niet meer hoeft te worden gemotiveerd waarom het belang van de begrotingsdiscipline zwaarder moet wegen dan de belangen van de aanvrager. Het rechtsgevolg ontstaat als het subsidieplafond is vastgesteld en bekendgemaakt. De weigeringsgrond is een aanvulling op de – facultatieve – weigeringsgronden van artikel 4:35 Awb (afdeling 1.4 van deze verordening).

AFDELING 1.2 DE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 1:7 De aanvraag tot subsidieverlening

Lid 1 en lid 2

Er is, tenzij anders is bepaald, gekozen voor een systeem dat voorafgaand aan de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd, een aanvraag tot subsidieverlening moet worden ingediend.

De termijn voor het indienen van een aanvraag tot subsidieverlening is bepaald op 1 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft. Aangezien de verantwoording van het daaraan voorafgaande jaar dan al is ontvangen, kan de beoordeling plaatsvinden op basis van de meest actuele informatie.

Lid 3

Teneinde rechtspersonen in staat te stellen een aanvraag in te dienen, zal het college hiertoe een aanvraagformulier vaststellen. Dit artikel is een uitwerking van artikel 4:4 Awb.

Op het formulier staan de algemene (formele) eisen vermeld die een aanvrager moet verstrekken om voor subsidie in aanmerking te komen. Deze eisen zijn afkomstig uit artikel 4:2 Awb (vereisten aanvraag), waarin de algemene verplichting is neergelegd tot het verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor het nemen van een beslissing op een aanvraag en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Lid 4

Op grond van dit lid dient de aanvraag in ieder geval vergezeld te gaan van een activiteitenplan (art. 4:62 Awb) en een begroting (art. 4:63 Awb).

Aangezien de beschikking tot verlening van de subsidie een omschrijving moet bevatten van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend, is het van belang dat het college, voordat zij een beslissing neemt tot het al dan niet verlenen van subsidie, duidelijkheid heeft over de te verrichte activiteiten. Het begrip activiteiten moet ruim worden opgevat en omvat in beginsel iedere vorm van menselijk handelen, voor zover de overheid die wil stimuleren. Ook nalaten (b.v. het braak laten liggen van grond) kan een activiteit zijn.

De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager en een specificatie met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Lid 5

In het geval er sprake is van een eerste subsidieaanvraag, dient de aanvrager een aantal extra stukken te overleggen, zodat het college inzicht krijgt in de activiteiten van de subsidieaanvrager.

Lid 6

Het college behoudt zich het recht voor te beslissen dat sommige stukken niet hoeven te worden overgelegd.

Artikel 1:8 Meerjarige subsidieverlening

De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op meerjarige subsidies, dat wil zeggen een subsidie die voor meerdere jaren wordt verleend. Er kan geen subsidie voor onbepaalde tijd worden verleend. Meerjarige subsidies worden doorgaans verleend aan instellingen die hun nut hebben bewezen en die het vertrouwen van bijvoorbeeld het college genieten.

Een project wordt gekenmerkt door een duidelijke begin- en eindtijd. In het kader van deze subsidieverordening kan een project maximaal vijf jaar duren. Voor deze termijn is gekozen om aan te sluiten bij termijnen van onder andere het Grotestedenbeleid. Indien sprake is van een langere uitvoeringstijd is niet meer sprake van een project, maar is sprake van een structurele subsidie.

Artikel 1:9 Budgetsubsidies

Dit artikel is specifiek van toepassing op de budgetsubsidies.

Ingeval er sprake is van een budgetsubsidie krijgt de subsidieontvanger een budget waarmee zij de afgesproken activiteiten moet uitvoeren. Meevallers mag de instelling houden (binnen bepaalde grenzen) maar daar staat tegenover dat zij ook zelf de tegenvallers moet opvangen. Doorgaans mag een instelling bij deze vorm van subsidiering met behulp van de subsidie een egalisatiereserve hebben. Dat is een bepaalde financiële ‘buffer’, uitgedrukt in een percentage van de subsidie of van de jaaromzet, die gebruikt kan worden om mee- of tegenvallers op te vangen.

De uitvoeringsovereenkomst is geen op zichzelf staande overeenkomst maar altijd ter uitvoering van de beschikking. Dit houdt in dat een uitvoeringsovereenkomst, net als de beschikking, valt onder het publiekrecht.

Artikel 1:10 Beslistermijn

Lid 1

Dit artikel sluit aan bij artikel 4:13 Awb, waarin staat dat een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn. In deze verordening is deze termijn op acht weken gesteld.

Lid 2

Onder opgave van redenen, dit sluit aan bij het motiveringsbeginsel, kan het college de beslistermijn verlengen.

AFDELING 1.3 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

De wetgever acht de mogelijkheid tot het opleggen van verplichtingen noodzakelijk met het oog op een doelmatig en rechtmatig subsidiebeleid. Enkele verplichtingen vloeien rechtstreeks voort uit de Algemene wet bestuursrecht. De meeste verplichtingen moeten echter worden neergelegd hetzij in het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust, hetzij in voorschriften verbonden aan de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 1:11 Subsidieverplichtingen

In dit artikel is opgenomen dat de verplichtingen welke staan opgesomd in artikel 4:37 en 4:70 Awb door het college kunnen worden opgelegd aan de subsidieontvanger.

Artikel 1:12 Overige doelgebonden verplichtingen (art. 4:38 Awb)

Er kunnen ook andere, dan de in artikel 1:11 genoemde verplichtingen worden opgelegd. Het moet dan gaan om verplichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk en geschikt zijn om het met de subsidie nagestreefde doel te verwezenlijken. In dit artikel zijn hiertoe een aantal verplichtingen opgenomen die in de beschikking kunnen worden opgenomen. Deze verplichtingen kunnen rechtstreeks betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit, maar kunnen ook een meer afgeleid en ondersteunend karakter hebben, bijvoorbeeld de verplichting ten aanzien van gebouwen (toegankelijkheid), van personeel (benodigde kwalificaties), de uitvoering van activiteiten (bepaalde doelgroepen, plaats van uitvoering) e.d..

Artikel 1:13 Niet-doelgebonden verplichtingen (Art. 4:39 Awb)

Uit artikel 4:39 Awb volgt dat ook de mogelijkheid bestaat tot het opleggen van niet-doel gebonden verplichting. Het gaat om verplichtingen die weinig of niets met het doel van de subsidie te maken hebben, maar hebben betrekking op ‘de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verleend’.

Voor het opleggen van de niet-doel gebonden verplichtingen verlangt de wetgever een specifieke wettelijke grondslag, dat wil zeggen dat de verplichting in de verordening moet zijn opgenomen.

Artikel 1:15 Onderzoek

In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen dat de controle van de accountant in een incidenteel geval verder gaat dan de financiële kant van de zaak, door bijvoorbeeld ook onderzoek te doen naar de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 1:16 Boekjaar

Als hoofdregel geldt dat de subsidieontvanger het boekjaar gelijk moet stellen met het kalenderjaar. De samenloop tussen het boekjaar en het kalenderjaar sluit aan op artikel 10 a Boek 2 Burgerlijk Wetboek, dat eveneens het kalenderjaar als boekjaar aanwijst tenzij in de statuten een ander boekjaar is aangewezen.

Artikel 1:17 Toestemming voor bepaalde handelingen

Ondanks het feit dat de bedrijfsvoering de verantwoordelijkheid is van de subsidieontvanger en de gemeente Zwolle op hoofdlijnen de regie wil voeren, is het voor sommige handelingen en/of besluiten noodzakelijk om door de subsidieontvanger voorafgaand schriftelijk toestemming te laten vragen. De handelingen en/of besluiten kunnen namelijk een dermate groot effect hebben dat dit valt onder de regievoering door de gemeente Zwolle.

Artikel 1:20 Afwijkende verplichtingen

Dit artikel biedt de mogelijkheid in te spelen op de situatie dat er subsidie wordt verstrekt aan de aanvrager, terwijl ook vanuit een ander overheidsorgaan wordt gesubsidieerd.

AFDELING 1.4 WEIGERINGSGRONDEN

Artikel 1:21 Weigering subsidie

De weigeringsgronden die in dit artikel worden genoemd, zijn van toepassing op alle subsidies die onder deze verordening vallen (toegevoegd). Deze weigeringsgronden zijn van toepassing, naast de weigeringsgronden die in artikel 4:35 Awb worden genoemd. Ten aanzien van de weigeringsgrond als bedoeld in sub e van dit artikel dient te worden opgemerkt dat onder de ‘ doeleinden’ waar naar verwezen wordt, moet worden verstaan de doel(eind)en zoals opgenomen in de deelverordeningen, dan wel de doel(eind)en zoals genoemd in artikel 1:3 van deze verordening.

Door het opnemen van aanvullende weigeringsgronden heeft het college, indien bedenkingen bestaan over de aanvraag tot subsidie, een groot aantal mogelijkheden de subsidieaanvraag te weigeren.

De beschikking moet voldoen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en derhalve een duidelijke motivering bevatten van de redenen om niet over te gaan tot subsidieverlening.

De memorie van toelichting geeft aan dat het college moet beschikken over concrete, op de individuele subsidieontvanger betrekking hebbende aanwijzingen die het oordeel kunnen dragen dat zich waarschijnlijk (‘misschien” is niet voldoende) een intrekkingsgrond zal voordoen. Het enkele feit van het bestaan van een zeker risico dat zich een van de situaties zal voordoen is onvoldoende voor een weigering. Het feit dat de subsidie voor het voorafgaande jaar op dezelfde grond lager moest worden vastgesteld (zie de gronden van art. 4:46 lid 2 Awb) kan een concrete aanwijzing zijn, maar is niet zonder meer voldoende. Ook het enkele feit dat de aanvrager zich in het verleden schuldig heeft gemaakt aan misbruik van subsidie, is onvoldoende grond om een subsidie op grond van dit artikel te weigeren.

Een bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren, maar is dus niet verplicht om te weigeren.

Op grond van art. 4:7 jo. 4:12 lid 2 sub a Awb moet de subsidieaanvrager in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord voordat het college besluit de subsidie te weigeren. Het horen geschiedt in beginsel telefonisch, maar kan ook schriftelijk of mondeling gebeuren.

AFDELING 1.5 DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 1:22 De aanvraag tot subsidievaststelling

Lid 2

In dit lid staan de algemene (formele) eisen vermeld die een aanvrager moet verstrekken om voor subsidie in aanmerking te komen. Deze eisen zijn afkomstig uit artikel 4:2 Awb (vereisten aanvraag), waarin de algemene verplichting is neergelegd tot het verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor het nemen van een beslissing op een aanvraag en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Lid 3

Activiteitenverslag (4:80 Awb)

Vereist is een activiteitenverslag. De eisen waaraan dit verslag moet voldoen, staan vermeld in sub a en volgen uit artikel 4:80 Awb. Het verslag moet een beschrijving geven van de gesubsidieerde activiteiten. Hoewel het niet direct uit de wettekst volgt, moet het verslag volgens de memorie van toelichting ook aangeven in hoeverre is voldaan aan de verplichtingen die over de aard en omvang van de activiteiten zijn gesteld. Tenslotte moet een verslag een eigen evaluatie van de subsidieontvanger bevatten over de mate waarin de activiteiten hebben bijgedragen aan de gestelde doeleinden. De doeleinden blijken uit het activiteitenplan dat bij de aanvraag om subsidieverlening is meegezonden.

Financieel verslag

Een financieel moet in ieder geval voldoen aan de eisen van artikel 4:45 lid 2 Awb, namelijk het vermelden van relevante inkomsten en uitgaven. Verder staan de eisen in artikel 4:76 Awb – 4:79 Awb. Van belang is op te merken dat artikel 4.77 Awb van toepassing is. Dit artikel regelt dat de eisen aan financiële verslaglegging niet alleen gelden voor subsidieontvangers die volledig van subsidie afhankelijk zijn, maar ook voor subsidieontvangers die in overwegende mate inkomsten ontlenen aan subsidie. Daarnaast regelt artikel 4:79 Awb dat het college bij subsidieverlening kan opleggen dat de accountant van de subsidieontvanger onderzoek en verslag doet van de mate waarin de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zijn nageleefd.

Als de subsidieontvanger jaarrekeningplichtig is of als dat bij subsidieverlening is bepaald, moet in plaats van een financieel verslag de jaarrekening worden overgelegd. Ook in dat geval moet worden voldaan aan de eisen van artikel 4:45 lid 2 Awb (vermelding relevante inkomsten en uitgaven).

Lid 4, 5, 6 en 7

In deze leden wordt, op basis van de zwaarte en de hoogte van de subsidie, bepaald welke mate van accountantscontrole moet worden toegepast. Als uitgangspunt geldt ‘hoe hoger de subsidie, des te zwaarder de controle’.

Artikel 1:23 Ambtshalve vaststelling

Dit artikel is een verwijzing naar artikel 4:47 Awb waarin een opsomming staat van gevallen waarin de subsidie zonder aanvraag van de subsidieontvanger kan worden vastgesteld.

AFDELING 1.6 VOORZIENINGEN EN RESERVES

Artikel 1:24 Voorzieningen

Een voorziening is bestemd voor, vaak per jaar fluctuerende, uitgaven waaronder vaste verplichtingen liggen en die qua omvang niet binnen de lopende exploitatie kunnen worden opgevangen. In de meeste gevallen gaat het om de jaarlijks onderhoudslasten ‘groot planmatig onderhoud’.Om de continuïteit van bijvoorbeeld dit groot planmatig onderhoud te waarborgen moeten de dotaties in de voorzieningen structureel worden opgenomen in de begroting. Dotaties zijn dus niet afhankelijk van het exploitatieresultaat. Het verzoek tot voorafgaande schriftelijke toestemming van het college kan ook plaatsvinden bij de indiening van het financieel verslag (jaarrekening) voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 1:25 Bestemmingsreserve

De voeding van bestemmingsreserves is, in tegenstelling tot voorzieningen, wel exploitatieresultaatafhankelijk. Het verzoek tot voorafgaande schriftelijke toestemming van het college kan ook plaatsvinden bij de indiening van het financieel verslag (jaarrekening) voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 1:26 Egalisatiereserve

De egalisatiereserve is bestemd voor het opvangen van schommelingen qua inkomsten en uitgaven. De hoogte van het met subsidie van de gemeente Zwolle opgebouwde deel van de exploitatiereserve is maximaal 10 % van de structurele jaarlijkse subsidiegelden. Er is een mogelijkheid daarvan af te wijken. In beginsel zal de hoogte van de egalisatiereserve gekoppeld moeten worden aan de bedrijfsrisico’s die een subsidierelatie loopt. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat hoe hoger het risico qua inkomsten is, in casu deelnemersbijdragen en contributies, des te hoger de egalisatiereserve dient te zijn als afdekking voor eventuele tekorten. Het verzoek tot voorafgaande schriftelijke toestemming van het college kan ook plaatsvinden bij de indiening van het financieel verslag (jaarrekening) voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

AFDELING 1.7 BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 1:28 Hardheidsclausule

In dit artikel is de hardheidsclausule opgenomen die het college de mogelijkheid biedt om af te wijken van deze verordening en in uitzonderlijke gevallen buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. De toepassing van een hardheidsclausule beperkt zich daarmee tot (eventuele) onbillijkheden van overwegende aard en kan daardoor niet gebruikt worden in normale voorziene gevallen. De op basis van de hardheidsclausule te treffen voorziening dient wel binnen de doelstelling van deze verordening en de daarop gebaseerde regelgeving te passen.

Artikel 1:29 Niet voorziene gevallen

Ook in gevallen waarin de verordening niet voorziet, heeft het college beslissingsbevoegdheid.

Artikel 1:30 Uitvoering

Lid 1 geeft het college de mogelijkheid mandaat te verlenen aan ondergeschikten waarbij deze ambtenaren de bevoegdheid krijgen, in gevallen waartoe de verordening de mogelijkheid biedt, nadere regels te stellen .

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om ambtenaren of andere personen aan te wijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen. Hiermee is beoogd het college bevoegd te laten zijn om ter plaatse toezicht te houden op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de besteding van de subsidiegelden. De toezichthouder heeft de bevoegdheden als genoemd in afdeling 5.2 Awb.

Hoofdstuk 2 Amateurkunst

Artikel 2:1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    organisatie: een rechtspersoon, die volgens haar statuten:

  • a.

    gevestigd is in de gemeente Zwolle;

  • b.

    tot doel heeft het op een niet-beroepsmatige wijze beoefenen van kunst en daarbij gericht is op het in groepsverband tonen van een productie;

  • c.

    organisaties die uit meer categorieën of uit meer uitvoerende onderdelen bestaan, worden voor de toepassing van deze verordening als één organisatie beschouwd.

  • 2.

    actief lid: een lid dat actief deelneemt aan de artistieke activiteiten van een organisatie;

  • 3.

    artistieke leiding: professionele dirigenten, regisseurs, instructeurs, repetitors en choreografen die voldoen aan de eisen van vakbekwaamheid, zoals opgesteld door de landelijke vakorganisaties;

  • 4.

    productie: een kunstproduct dat door middel van een voorstelling of uitvoering gepresenteerd kan worden;

  • 5.

    openbare voorstelling: openbare toegankelijke uitvoering of openbare educatieve presentatie en in de media aangekondigd.

Artikel 2:2 Subsidiedoel

Doel van de subsidieregeling is het stimuleren en versterken van de amateurkunst en het culturele klimaat in Zwolle.

Artikel 2:3 Categorieën

  • 1.

    De volgende categorieën organisaties komen in aanmerking voor een structurele subsidie:

  • a.

    hafabra (harmonie- en fanfarekorpsen, brassbands), drumbands en majorettepelotons;

  • b.

    amateursymfonieorkesten

  • c.

    overige muziekverenigingen

  • d.

    zangverenigingen

  • e.

    opera- en operetteverenigingen

  • f.

    toneelverenigingen

  • g.

    dansverenigingen

  • 2.

    Het aantal actieve leden van de verenigingen in de categorieën a, b, d en g bedraagt tenminste twintig. Het aantal actieve leden van de overige verenigingen bedraagt tenminste twaalf.

Artikel 2:4 Subsidiecriteria

  • 1.

    Voor het verlenen van een structurele subsidie gelden de volgende criteria:

  • a.

    de organisatie dient een kunstbelang dat breder ligt dan het belang van een zeer beperkte kring, bevat voldoende kwaliteit en heeft een toegevoegde culturele waarde voor de stad Zwolle;

  • b.

    de organisatie levert een bijdrage aan het Zwolse culturele klimaat door minimaal twee keer per jaar een openbare voorstelling in Zwolle te geven

  • c.

    de organisatie organiseert of neemt deel aan samenwerkingsprojecten en/of levert een bijdrage aan wijk-/stadsbrede manifestaties

  • d.

    de organisatie bestaat tenminste twee jaar als rechtspersoon in Zwolle;

  • e.

    de leden dragen in redelijke mate bij in de kosten van de organisatie;

  • f.

    organisaties die in hoofdzaak activiteiten verrichten binnen godsdienstige gemeenschappen of binnen onderwijsinstellingen, komen niet voor subsidie in aanmerking.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen vrijstelling verlenen van de in lid 1, sub a t/m f genoemde voorwaarden.

Artikel 2:5 Subsidienormen

Het college stelt jaarlijks de indexering van de subsidie voor de in artikel 2:3 genoemde amateurkunstcategorieën organisaties vast.

Artikel 2:6 Hafabra – verenigingen, drumbands en majorettepelotons

  • 1.

    De subsidie voor de Hafabra - verenigingen, drumbands en majorettepelotons bestaat uit:

  • a.

    een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding;

  • b.

    een maximale bijdrage in de kosten van extra artistieke leiding voor verenigingen met meer dan 90 actieve leden;

  • c.

    een basisbijdrage per actief lid ten behoeve van de aanschaf van instrumenten;

  • 2.

    De in lid 1, sub c genoemde bijdrage wordt slechts verleend indien de organisatie, in aanvulling op de in artikel 2:4, lid 1 sub b, vermelde verplichting, ten minste twee niet-statische buitenoptredens: marcherend optreden langs een route, in Zwolle verzorgt.

Artikel 2:7 Amateursymfonieorkesten

De subsidie voor amateursymfonieorkesten bestaat uit:

  • a.

    een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding;

  • b.

    een maximale bijdrage in de kosten van extra artistieke leiding voor verenigingen met meer dan 90 actieve leden.

Artikel 2.8 Overige Muziekverenigingen

De subsidie voor de overige muziekverenigingen bestaat uit een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding.

Artikel 2:9 Zangverenigingen

  • 1.

    De subsidie voor zangverenigingen bestaat uit een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding.

  • 2.

    Het college kan aan zangverenigingen, naast de in lid 1 benoemde bijdrage tevens een bijdrage in de kosten van één openbare uitvoering in Zwolle van oratoriumrepertoire verlenen. Deze bijdrage wordt slechts verleend, indien de uitvoering voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de activiteit moet voldoende kwaliteit bevatten;

  • b.

    de uitvoering moet als bijzondere aanvulling op het bestaande aanbod op het terrein van de zangkunst in Zwolle aangemerkt kunnen worden.

Artikel 2:10 Opera- en operetteverenigingen

De subsidie voor opera- en operetteverenigingen bestaat uit:

  • a.

    een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding voor de drie bij een voorstelling betrokken disciplines (dirigent, repetitor en regisseur);

  • b.

    een bijdrage in de kosten van maximaal twee producties per jaar.

Artikel 2.11 Toneel- en cabaretverenigingen

De subsidie voor toneel- en cabaretverenigingen bestaat uit:

  • a.

    een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding;

  • b.

    een bijdrage in de kosten van maximaal twee producties per jaar.

Artikel 2:12 Dansverenigingen

De subsidie voor dansverenigingen bestaat uit:

a. een maximale bijdrage in de kosten van de artistieke leiding;

b. een bijdrage in de kosten van maximaal twee producties per jaar.

Artikel 2:13 Subsidieaanvraag

De subsidieaanvraag voldoet aan de in artikel 1:7 van de ASV genoemde indieningeisen waarbij de begroting is voorzien van een financiële verantwoording van het voorgaande jaar.

Artikel 2:14 Subsidieverlening en -vaststelling

Toekenning van de subsidie vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling. De aanvraag tot subsidievaststelling voldoet aan de in artikel 1:22 van de ASV genoemde indieningeisen.

Het college kan aan de subsidievaststelling nadere voorschriften verbinden.

Artikel 2:15 Uitzonderingen

Het college is bevoegd in bijzondere gevallen de in artikel 2:6, lid 1, sub c en d genoemde bijdragen geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing te verklaren bij de subsidieverlening aan de overige in artikel 2:3 genoemde categorieën organisaties.

Artikel 2:16 Bijzonderheden

Afdeling 1.6 van de ASV is niet van toepassing.

In bijzondere gevallen kan het college afdeling 1.6 wel van toepassing verklaren

Hoofdstuk 4 Cultuur en kwaliteit

Artikel 4.1 Begripsomschrijving

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    Productie: het geheel van artistieke creatie, ontwikkeling en uitvoering van een nieuwe uiting binnen één van de volgende kunstdisciplines: muziek, theater, beeldende kunst en vormgeving, film, nieuwe media en literaire cultuur;

  • 2.

    Professionele organisatie: organisatie die beroepsmatig actief is op de terreinen zoals genoemd bij productie;

  • 3.

    Openbaar karakter: een door een professionele organisatie georganiseerde openbare, voor publiek toegankelijke productie waaraan door middel van publiciteit bekendheid wordt gegeven, bijvoorbeeld via de media, affiches en programmabladen. Bedrijfsfeesten, branche-activiteiten en belangenbehartiging worden niet als openbare activiteiten gezien;

  • 4.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • 5.

    Commissie: de commissie Cultuur & Kwaliteit, die beslist op alle aanvragen in het kader van deze deelverordening.

Artikel 4.2 Subsidiedoel

Het verstrekken van subsidie op grond van dit hoofdstuk heeft als doel:

Het bevorderen van de kwaliteit van producties in Zwolle en daarmee het versterken van het culturele klimaat in Zwolle.

Artikel 4.3 Subsidieaanvrager

Het subsidie kan alleen worden aangevraagd door:

  • 1.

    professionele (culturele) organisatie zoals omgeschreven in artikel 1:2, die voor de ontwikkeling en uitvoering van de productie in Zwolle een vestiging heeft;

  • 2.

    de professionele organisatie kan zowel een rechtspersoon als een natuurlijk persoon zijn.

Artikel 4.4 Subsidiecriteria

  • 1.

    Het subsidie is een tegemoetkoming in de kosten van een nieuw te ontwikkelen productie die aan de voorwaarden voldoet:

    • a.

      de productie is origineel óf vernieuwend en heeft een hoge artistiek - inhoudelijke kwaliteit;

    • b.

      is een aanvulling op het reguliere aanbod;

    • c.

      draagt bij aan het cultureel imago van Zwolle en versterkt het culturele klimaat;

  • 2.

    De ontwikkeling en uitvoering van de productie staat onder leiding van persoon/ personen met artistieke kwaliteiten. Zij hebben ervaring in het artistiek en productioneel leiden van producties. Dit wordt per persoon aangetoond met een CV, met daarin een relevant arbeids- en opleidingsverleden.

  • 3.

    Er is een plan waarin wordt verwoord op welke wijze met de productie de beoogde doelgroep bereikt wordt;

  • 4.

    De productie heeft een openbaar karakter;

  • 5.

    De productie wordt in Zwolle ontwikkeld en vindt in Zwolle plaats.

Artikel 4.5 Subsidie voor de uitgave van een boekwerk

Voor een uitgave van een boekwerk gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    het onderwerp heeft nadrukkelijk betrekking op de cultuur (historie) van Zwolle en er is sprake van

  • 2.

    een origineel onderwerp;

  • 3.

    de auteur, de aanpak en de opzet hebben voldoende kwaliteit;

  • 4.

    een commerciële uitgave aantoonbaar niet realiseerbaar is, omdat er, gezien het onderwerp,

  • 5.

    slechts van een beperkte oplage sprake kan zijn;

  • 6.

    het onderwerp en de behandeling van het onderwerp is gericht op een breed publiek;

Artikel 4.6 Niet subsidiabel

Niet subsidiabel zijn:

  • 1.

    producties die geheel of gedeeltelijk ondernomen door studenten of scholieren in het kader van hun opleiding of studie;

  • 2.

    cursussen, workshops en andere vormen van educatie, tenzij ze onderdeel uitmaken van

  • 3.

    openbare productie en voldoen aan de criteria van artikel 4;

  • 4.

    producties waarmee een politiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk doel wordt nagestreefd;

  • 5.

    producties met winstoogmerk;

  • 6.

    cd, dvd uitgaves of vergelijkbare uitgaves

  • 7.

    literaire werken en registers komen niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 4.7 Subsidiemethodiek

  • 1.

    Aanvragen die aan de subsidiecriteria van deze regeling voldoen worden in onderlinge samenhang gewogen op grond van de volgende criteria:

    • Artistieke Kwaliteit

    • Kwaliteit van de organisatie, blijkend uit de aanpak, begroting en financieel beheer

    • Meerwaarde voor de stad

    • Samenwerking

  • 2.

    Subsidie wordt verleend als bijdrage in de organisatiekosten van de productie. De organisatie dient voor ten minste 25%, zelf bij te dragen in de organisatiekosten van de productie, bijvoorbeeld door inkomsten uit entree, sponsoring, fondsen en dergelijke.

  • 3.

    Een organisatie die een structurele subsidie ontvangt, komt slechts in aanmerking voor subsidie indien de productie buiten het jaarlijkse gesubsidieerde activiteitenprogramma van de organisatie valt.

Artikel 4.8 Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het bedrag vast dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidieverlening

krachtens dit hoofdstuk.

Artikel 4.9 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvragen om subsidieverlening kunnen viermaal per jaar worden ingediend, waarbij de indieningsdata door het college worden vastgesteld;

  • 2.

    Een subsidieaanvraag wordt in behandeling genomen indien is bijgevoegd

    • a.

      Een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;

    • b.

      Een sluitende begroting en realistisch dekkingsplan

    • c.

      Een kopie van het curriculum vitae van de artistieke leiding

Artikel 4.10 Subsidieverlening en - vaststelling

  • 1.

    De commissie neemt binnen 8 weken na de door het college vastgestelde uiterste indieningsdatum een besluit over de aanvraag;

  • 2.

    De commissie kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen;

  • 3.

    Bij een besluit tot subsidieverlening wordt aan de subsidieontvanger de verplichting opgelegd om bij iedere publicatie over de productie waarvoor subsidie is verleend te vermelden dat de gemeente Zwolle de betreffende productie subsidieert;

  • 4.

    Bij een subsidieverlening tot € 5.000,-- de subsidieverlening plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling;

  • 5.

    Bij een subsidieverlening vanaf € 5.000,-- dient de organisatie binnen 4 maanden na afloop van de productie een aanvraag in tot subsidievaststelling, welke moet bestaan uit een vaststellingsformulier en een inhoudelijke- en financieel verslag van de productie. Het financieel verslag dient vergezeld te gaan van een goedkeurende verklaring door het bestuur en/of algemene ledenvergadering, waarin decharge wordt verleend aan de penningmeester;

  • 6.

    De commissie beslist binnen 6 maanden op een volledige aanvraag tot subsidievaststelling.

Hoofdstuk 5 Voor en door jongeren

Artikel 5:1 Begripsomschrijving

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Jongere: een persoon die ingezetene is van de gemeente Zwolle in de leeftijdscategorie van 12 tot en met 18 jaar.

Artikel 5:2 Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd activiteiten te ondersteunen, die worden georganiseerd door jongeren voor jongeren.

Artikel 5:3 Subsidiecriteria

Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    De activiteit vindt plaats in Zwolle;

  • 2.

    De activiteit is éénmalig en vernieuwend;

  • 3.

    De activiteit is niet verbonden aan of gericht op jongeren van een bestaande organisatie;

  • 4.

    De activiteit is voor een ieder toegankelijk;

  • 5.

    De activiteit wordt georganiseerd voor tenminste 20 jongeren.

Artikel 5:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt als bijdrage in de organisatie van de activiteit tot maximaal 80% van de organisatiekosten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag bedraagt per activiteit maximaal € 500,--.

Artikel 5:5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De subsidie moet worden aangevraagd door ten minste drie jongeren, die zelf de activiteit organiseren.

  • 2.

    De aanvraag moet mede worden ondertekend door één van de ouders of hun verzorger(s).

  • 3.

    De aanvraag moet ten minste 6 weken voor de uitvoering van de activiteit worden ingediend.

Artikel 5:6 Subsidieverlening en -vaststelling

  • 1.

    Het college neemt uiterlijk binnen 4 weken na het indienen van de aanvraag een beslissing op de aanvraag.

  • 2.

    Toekenning van de subsidie vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

Hoofdstuk 6 Jeugd- en jongerenwerk onder leiding van vrijwilligers

Artikel 6:1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    Jeugd- en jongerenwerk: activiteiten, die tot doel hebben de gezonde ontwikkeling van jongeren en de ontwikkelingskansen en het welbevinden van jongeren te bevorderen.

  • 2.

    Jeugdlid: een jeugdige van 0 tot en met 18 jaar, die bij een organisatie is aangesloten en regelmatig aan de activiteiten deelneemt en die woonachtig is in de gemeente Zwolle.

  • 3.

    Vrijwilligersorganisaties: organisaties die (bijna) uitsluitend uit vrijwilligers bestaan, niet zijnde sportverenigingen die sport als hoofddoel hebben.

  • 4.

    Scoutingorganisatie: een jeugd- en jongerenorganisatie die aangesloten is bij de vereniging Scouting Nederland en onderschrijven daarmee het huishoudelijke reglement van SN.

Artikel 6:2 Subsidiedoel

Met deze subsidieverordening wordt beoogd (de activiteiten van) het jeugd en jongerenwerk onder leiding van vrijwilligers te bevorderen, zodat sociale samenhang en leefbaarheid een impuls krijgen.

Artikel 6:3 Subsidiecriteria

Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    De organisatie draagt (met haar activiteiten) bij aan het subsidiedoel;

  • 2.

    Lidmaatschap van de organisatie is voor een ieder toegankelijk.

Artikel 6:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt als bijdrage in de organisatie van activiteiten. Elke organisatie ontvangt hiervoor een basisbedrag van € 250,-- per jaar. Scoutingorganisaties ontvangen een bedrag van € 30,-- per jeugdlid, alle overige vrijwilligersorganisaties een bedrag van € 15,-- per jeugdlid.

  • 2.

    Vaststelling van het aantal Zwolse jeugdleden geschiedt aan de hand van de bij de subsidieaanvraag meegestuurde meest recente ledenlijst, met als peildatum 1 januari van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar. Op deze ledenlijst is tenminste de leeftijd en de postcode van elk lid weergegeven.

  • 3.

    Het subsidiebedrag bedraagt per organisatie maximaal € 5.000,-- per jaar en wordt jaarlijks geïndexeerd.

Artikel 6:5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De subsidie kan slechts worden aangevraagd door een vrijwilligersorganisatie.

  • 2.

    De aanvraag moet voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft zijn ingediend middels het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier en zijn voorzien van een begroting voor het betreffende subsidiejaar en een financiële verantwoording van het afgelopen jaar.

Artikel 6:6 Subsidieverlening en -vaststelling

  • 1.

    Toekenning van de structurele activiteiten subsidie vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Het college kan aan de subsidievaststelling nadere voorschriften verbinden.

Artikel 6:7 Bijzonderheden

  • 1.

    Afdeling 1.6 van de ASV is niet van toepassing.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan het college afdeling 1.6 van de ASV wel van toepassing verklaren.

TOELICHTING JEUGD- EN JONGERENWERK ONDER LEIDING VAN VRIJWILLIGERS

Artikel 6:4 Subsidiemethodiek

Lid 1

De deelverordening voorziet in een vast basisbedrag van € 250,-- per organisatie. Dit vaste basisbedrag is voor elke organisatie gelijk en is dus onafhankelijk van het aantal jeugdleden. Het vaste basisbedrag is bedoeld als tegemoetkoming in de bestuurskosten en organisatiekosten die elke organisatie moet maken. Daarnaast wordt subsidie verleend per jeugdlid: € 15,--. Scoutingorganisaties zijn over het algemeen kleinere organisaties met hogere onkosten en derhalve is het bedrag per jeugdlid voor deze organisaties vastgesteld op € 30,--.

Artikel 6:6 Subsidieverlening en -vaststelling

Lid 1

Toekenning – en dus verlening – van de subsidie krachtens dit hoofdstuk, is gelijk ook het besluit tot subsidievaststelling. Omdat het in deze regeling om relatief kleine subsidiebedragen gaat, wordt uitgegaan van zo beperkt mogelijke administratieve handelingen. Dit enerzijds om vrijwilligersorganisaties niet onnodig te belasten en anderzijds om te voorkomen dat de ambtelijke inzet een hogere financiële inzet vergt dan de hoogte van de subsidie.

Artikel 6:6 Subsidieverlening en -vaststelling

Lid 2

Wegens de relatief geringe maximale omvang van de verleende subsidie worden er doorgaans geen nadere voorschriften verbonden aan de vaststelling van de subsidie. Artikel 6:6 lid 2 geeft het college toch de mogelijkheid tot voorschriften, zoals voorschriften inzake de verslaglegging van de uitgevoerde activiteit. Ook kunnen voorschriften verbonden worden aangaande het vermelden van de gemeente Zwolle als subsidiënt van de activiteit, of een mogelijke samenwerking met een andere organisatie.

Artikel 6:7 Bijzonderheden

Om vrijwilligersorganisaties niet onnodig te belasten is afdeling 1.6 van de ASV niet van toepassing.

Hoofdstuk 11 Evenementen

Artikel 11:1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    De aanvrager: een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven rechtspersoon

  • 2.

    Evenement: elke voor publiek toegankelijke vertoning of gebeurtenis (kunst, muziek, sport) in Zwolle, doelbewust georganiseerd en geprogrammeerd en gericht op een relatief groot publiek en/of bijdraagt aan het maatschappelijk welzijn in de gemeente Zwolle te onderscheiden in de volgende categorieën:

    • a.

      Cultureel evenement: een evenement waarbij de aandacht van het publiek op een of meerdere van de volgende kunstdisciplines gevestigd wordt: muziek, letteren, theater, dans, beeldende kunst, film al dan niet met het doel een specifiek onderwerp of een bepaald thema voor het voetlicht te brengen.

    • b.

      Topsport evenement: een sportactiviteit van het hoogste niveau die een kwalificatie van de betreffende landelijke sportbond heeft en opgenomen is in de nationale of internationale wedstrijdkalender.

    • c.

      Overige evenementen: evenementen anders dan bedoeld onder sub a of b

  • 3.

    Ambtelijk evenementenoverleg: een overleg bestaande uit vertegenwoordigers en deskundigen vanuit de verschillende beleidsafdelingen van de gemeente Zwolle op het gebied van stedelijke evenementen, voorgezeten door een vertegenwoordiger van de afdeling Economie & Arbeid.

  • 4.

    Commissie: Eén van de door het college ingestelde deskundige culturele commissies, te weten de commissie culturele activiteiten of de commissie stimulering productie podiumkunsten

Artikel 11:2 Subsidiedoel

Voor subsidie kunnen in aanmerking komen evenementen die passen binnen de doelstellingen van

het evenementen-, cultuur-, sport- en toeristisch beleid.

Artikel 11:3 Subsidiecriteria

  • 1.

    Een subsidie kan slechts worden verleend indien het evenement voldoet aan de volgende algemene criteria:

    • a.

      het evenement versterkt het culturele, sportieve dan wel toeristisch klimaat van Zwolle zoals verwoord in het cultuur-, sport-, dan wel toeristisch beleid;

    • b.

      het evenement draagt bij aan de profilering van Zwolle als een levendige en aantrekkelijke stad;

    • c.

      het evenement draagt bij aan de toeristische aantrekkingskracht van Zwolle;

    • d.

      het evenement heeft door zijn uitstraling een stadspromotionele meerwaarde;

    • e.

      het evenement draagt door zijn bezoekersstroom bij aan het genereren van bestedingen in de stad;

    • f.

      het evenement moet qua aard, tijdstip en kwaliteitsniveau passen binnen de evenementenkalender van Zwolle.

  • 2.

    Een subsidie kan met voorrang aan een evenement worden verleend als het evenement voldoet aan de onder lid a tot en met f genoemde criteria en daarnaast de potentie heeft om uit te groeien tot een landelijk evenement.

  • 3.

    In aanvulling op de onder lid 1 genoemde algemene criteria kan een subsidie voor culturele evenementen slechts worden verleend indien het evenement eveneens aan de navolgende criteria voldoet:

    • a.

      het evenement heeft voldoende artistieke kwaliteit;

    • b.

      het evenement is origineel en vernieuwend;

    • c.

      het evenement voldoet aan één of en combinatie van de volgende voorwaarden:

      • a.

        is experimenteel van aard;

      • b.

        voegt iets bijzonders toe aan het culturele aanbod in Zwolle;

      • c.

        geeft een nieuwe invulling aan het reguliere aanbod;

      • d.

        pakt een braakliggend cultureel terrein aan;

      • e.

        levert een bijdrage aan een goed cultureel imago van Zwolle;

      • f.

        trekt een groot publiek.

  • 4.

    In aanvulling op de onder lid 1 genoemde algemene criteria kan een subsidie voor topsport evenementen slechts worden verleend indien het evenement eveneens aan de navolgende criteria voldoet:

    • a.

      het evenement bevat een kwalificatie van de betreffende landelijke sportbond en is opgenomen op de nationale of internationale wedstrijdkalender.

    • b.

      het evenement dient van het hoogste niveau te zijn in de betreffende tak van sport.

  • 5.

    Een aanvrager komt slechts in aanmerking voor een subsidie ingevolge dit hoofdstuk indien voor de activiteiten die in het kader van het evenement worden uitgevoerd niet al op grond van een andere subsidieregeling of anderszins door het college subsidie is verleend.

Artikel 11:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    Subsidie wordt verleend als bijdrage in de organisatie- en promotiekosten van het evenement.

  • 2.

    De organisatie dient ten minste 60% zelf bij te dragen in de kosten van het evenement, bijvoorbeeld door inkomsten uit entree, sponsoring, fondsen e.d.

  • 3.

    Afwijking van lid 2 is mogelijk met toestemming van het college.

Artikel 11:5 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks het bedrag vast dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidieverlening krachtens dit hoofdstuk.

  • 2.

    Het college maakt jaarlijks een evenwichtige verdeling op basis van het beschikbare subsidiebudget over de verschillende categorieën evenementen.

Artikel 11:6 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie dient jaarlijks vóór 1 september voorafgaande aan het jaar van het evenement ingediend te worden bij het college. Daarbij dient gebruik gemaakt te worden van het daartoe vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvraag dient betrekking te hebben op een evenement dat plaatsvindt in het daarop volgende jaar.

  • 3.

    Per evenement wordt slechts één aanvraag in behandeling genomen.

  • 4.

    Bij de aanvraag dienen in ieder geval gegevens te worden verstrekt omtrent:

    • a.

      een programma overzicht en datum van het evenement;

    • b.

      de organisatie (organisator) van het evenement;

    • c.

      een beleidsplan en activiteitenplan waarin is opgenomen de aard, visie, doel en doelgroep van het evenement en de wijze van promotie;

    • d.

      een begroting van inkomsten en uitgaven;

    • e.

      het aantal verwachte deelnemers/ bezoekers;

    • f.

      voor zover van toepassing een inhoudelijk verslag van het evenement in het voorgaande jaar.

Artikel 11:7 Subsidieverplichtingen

  • 1.

    De aanvrager dient ten tijde van het plaatsvinden van het evenement in het bezit te zijn van alle benodigde vergunningen en ontheffingen.

  • 2.

    Het college behoudt zich het recht voor om in het kader van de promotie van Zwolle aanvullende verplichtingen te stellen.

  • 3.

    Het college behoudt zich het recht voor om in het kader van een grootschalig cultuurfestival aanvullende verplichtingen te stellen.

Artikel 11:8 Subsidieverlening

  • 1.

    Het ambtelijk evenementenoverleg beoordeelt de aanvragen en adviseert het college omtrent de subsidieverlening. In het advies wordt de verdeling over de verschillende subsidieaanvragers aangegeven.

  • 2.

    De commissie beoordeelt of een aanvraag voor een cultureel evenement voldoet aan de criteria zoals gesteld in artikel 11:3 lid 3 van de ASV en brengt hierover advies uit aan het college.

  • 3.

    Het college beslist op de aanvraag tot subsidieverlening binnen 10 werkdagen na datum vaststelling door de gemeenteraad van de begroting van het jaar waarin het evenement zal plaatsvinden.

  • 4.

    Het college kan met kennisgeving aan de aanvrager en de gemeenteraad de in artikel 11:8 lid 3 van de ASV genoemde termijn met ten hoogste 10 werkdagen verlengen als de begrotingsbehandeling daartoe aanleiding geeft.

  • 5.

    Voorgaande met inachtneming van hetgeen gesteld is in de Algemene Wet Bestuursrecht ten aanzien van tijdige besluitvorming.

TOELICHTING EVENEMENTEN

Algemeen

Met deze subsidieverordening wordt een wettelijke grondslag gecreëerd voor de subsidiering van evenementen in de gemeente Zwolle. Tot nog toe vond subsidiëring vaak op incidentele basis plaats, zonder dat daarbij een uniforme procedure en subsidiecriteria werden toegepast. Bovendien bestonden er verschillende subsidiestromen voor evenementen, die gedekt werden uit verschillende budgetten. De subsidiëring op grond van deze nieuwe verordening zal plaatsvinden vanuit een totaal evenementenbudget, waarin de voorheen afzonderlijke subsidiebudgetten voor evenementen zijn opgenomen.

In dit hoofdstuk zijn de specifieke bepalingen voor de subsidiëring van evenementen opgenomen. Daarnaast zijn de bepalingen uit het algemene deel van de subsidieverordening (hoofdstuk 1) onverkort van toepassing, tenzij hiervan in de subsidieverordening evenementen nadrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 11:1 Begripsomschrijvingen

In het tweede lid worden drie categorieën evenementen onderscheiden en omschreven; culturele evenementen, topsportevenementen en overige evenementen. Voor wat betreft de overige evenementen geldt dat hieronder evenementen worden verstaan waarbij de nadruk ligt op vermaak. Onder overige evenementen worden ook begrepen de sportevenementen die niet als topsportevenement zijn te beschouwen. Ook herdenkingsplechtigheden worden aangemerkt als overige evenementen kunnen nog wel onder de categorie overige evenementen vallen. De in lid 4 genoemde commissies zijn door het college ingesteld om een onafhankelijk deskundig advies te geven over subsidieaanvragen in het kader van de subsidieverordening culturele activiteiten respectievelijk de subsidieregeling stimulering producties podiumkunsten.

Artikel 11:2 Subsidiedoel

Het subsidiedoel van deze verordening is dat evenementen worden gesubsidieerd die passen binnen de doelstellingen van het evenementen-, cultuur-, sport en toeristisch beleid van de gemeente Zwolle. Het beleid op deze genoemde beleidsvelden is onder meer vastgelegd in de door het college of de raad vastgestelde nota’s ten aanzien van evenementen, cultuur, sport en toerisme.

Artikel 11:3 Subsidiecriteria

Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie dient het evenement aan een aantal met name genoemde criteria te voldoen. In het eerste lid van dit artikel zijn de criteria opgenomen, zoals die ook zijn verwoord in de nota evenementenbeleid, Met de in lid 1 onder f bedoelde evenementenkalender wordt bedoeld het jaaroverzicht van de evenementen met bijbehorende data zoals die gedurende het kalenderjaar doorgaans al in Zwolle worden gehouden. Met het criterium onder sub f wordt beoogd dat een evenement zowel qua aard, tijdstip en kwaliteitsniveau moet passen binnen deze evenementenkalender. Dit betekent dat de organisatie van evenementen tot op zekere hoogte ook op elkaar moet worden afgestemd. Voorkomen moet worden dat er teveel van dezelfde soort evenementen worden georganiseerd en daarbij dient te worden gestreefd naar een spreiding van evenementen door het gehele jaar heen. Het tweede lid maakt het mogelijk dat aan evenementen die de potentie hebben om uit te groeien tot een landelijk evenement met voorrang subsidie kan worden verleend. Gelet op het beschikbare subsidiebudget zullen niet alle subsidieaanvragen (volledig) kunnen worden gehonoreerd. Daarin zal door het college bij de subsidieverlening een keuze moeten worden gemaakt. Voldoet een evenement aan het criterium in lid 2 dan zal een aanvraag voor dergelijk evenement eerder worden gehonoreerd dan een evenement dat alleen voldoet aan de in lid 1 genoemde criteria. Bedoeling van lid 5 is om te voorkomen dat organisatoren van evenementen een beroep doen op de subsidieverordening evenementen, als zij voor hun evenement op grond van een andere subsidieregeling al een subsidie ontvangen en de organisatie van een evenement uit die subsidie dient te worden bekostigd.

Artikel 11:4 Subsidiemethodiek

In lid 1 is het uitgangspunt geformuleerd dat de subsidie dient als bijdrage in de organisatie- en promotiekosten van het evenement en dat de organisator tenminste voor 60% zelf bijdraagt in die organisatie- en promotiekosten. Er kan echter ook sprake zijn van evenementen waarbij de organisator niet in staat is om voor 60% zelf bij te dragen in die organisatiekosten. Wanneer het doorgaan van een dergelijk evenement desondanks door het college van belang wordt geacht, bestaat de mogelijkheid om van de genoemde 60%-eis af te wijken, en een subsidie te verlenen voor een evenement waarbij de organisator zelf minder dan 60% bijdraagt.

Artikel 11:6 Subsidieaanvraag

In dit artikel worden een aantal eisen gesteld waaraan de subsidieaanvraag moet voldoen. Om de aanvraag goed te kunnen beoordelen en een afweging te kunnen maken tussen de verschillende subsidieaanvragen is het van belang dat de subsidieaanvraag goed onderbouwd wordt. Wanneer het een evenement betreft dat ook in het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt ingediend of in het jaar daarvoor heeft plaatsgevonden, dient een inhoudelijk verslag van dat gehouden evenement te worden overgelegd. Uitgangspunt is voortaan dat alle evenementen die een subsidie krijgen, niet hoeven te betalen voor de gemeentelijke diensten die rond een evenement door de gemeente Zwolle worden verleend. Hierbij moet gedacht worden aan het plaatsen van afzettingen, dranghekken, het verplaatsen van verkeersborden of het verplaatsen van straatmeubilair. In feite komt dit neer op subsidiëring in natura. Om bij de subsidieaanvraag ook inzicht te krijgen in de omvang van de gewenste gemeentelijke dienstverlening en de kosten die hiermee gemoeid zijn, dient hiervan door de aanvrager bij de aanvraag opgave te worden gedaan. Deze opgave dient tot uitdrukking te komen in de begroting die door de aanvrager wordt ingediend. De aanvrager dient daarom voorafgaand aan de subsidieaanvraag een opgave van de kosten van de gemeentelijke diensten op te vragen bij de eenheid Wijkzaken. Hetzelfde geldt ten aanzien van de precariobelasting die normaal gesproken ook door een organisator van een evenement is verschuldigd. Ook hier is het uitgangspunt dat bij evenementen waarvoor een evenementensubsidie wordt verleend geen precariobelasting behoeft te worden betaald. Van de aanvrager wordt verwacht dat wel een overzicht van deze “op papier” verschuldigde precariobelasting wordt verstrekt. Informatie over de verschuldigde precariobelasting kan worden opgevraagd bij de gemeente. Ook de opgave van de precariobelasting dient te worden opgenomen in de begroting van het evenement.

Artikel 11:7 Subsidieverplichtingen

De aanvrager heeft de verplichting om ten tijde van het evenement in het bezit te zijn van de benodigde vergunningen. Veelal zal voor de organisatie van een evenement een evenementenvergunning op grond van de APV benodigd zijn. Daarnaast valt te denken aan een ontheffing ex artikel 35 Drank- en Horecawet ingeval er alcohol wordt geschonken tijdens het evenement. Als de vereiste vergunningen en ontheffingen niet zijn verleend, kan het evenement niet plaatsvinden en kan de verleende subsidie worden ingetrokken omdat de organisator niet aan de verplichting van lid 1 heeft voldaan.

Lid 2 geeft het college de mogelijkheid de organisator aanvullende verplichtingen op te leggen inzake de profilering en promotie van gemeente Zwolle. Te denken valt hierbij aan het gebruik maken van bepaalde uitingen die zijn ontwikkeld in het kader van Zwolle Stadsmarketing (“in Zwolle”) of het consequent noemen van de naam Zwolle in promotie- en advertentiemateriaal rond een evenement.

Lid 3 geeft het college de mogelijkheid de organisator aanvullingen verplichtingen op te leggen inzake een grootschalig cultuurfestival. Ten denken valt hierbij aan aanvullingen op het vlak van een heldere artistieke visie en een samenhang biedend thema voor een reeks van voorstellingen.

Artikel 11:8 Subsidieverlening

In deze bepaling wordt de procedure uiteengezet volgens welke een subsidieaanvraag wordt beoordeeld. Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen is een centrale rol weggelegd voor het ambtelijk evenementenoverleg. In dit overleg participeren vertegenwoordigers van de afdelingen Economie en Arbeid, Maatschappelijke Ontwikkeling, Communicatie en Beheer Openbare Ruimte van de gemeente Zwolle. Het ambtelijk evenementenoverleg adviseert het college over de subsidieaanvragen en maakt daarbij een verdeling van het beschikbare subsidiebudget over de verschillende evenementen. Wanneer de subsidieaanvragen betrekking hebben op culturele evenementen wint het college hierover advies in bij de commissie culturele activiteiten dan wel de commissie stimulering productie podiumkunsten, afhankelijk van de aard en het onderwerp van het evenement.

Hoofdstuk 12 Voor en door studenten

Artikel 12:1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Student: een persoon van 18 jaar of ouder die voltijds een opleiding volgt aan een Zwolse MBO-, HBO- of WO-instelling.

Artikel 12:2 Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd activiteiten te ondersteunen die worden georganiseerd door studenten en voor studenten en die bijdragen aan de verdere ontwikkeling van Zwolle als bruisende en levendige stad, zodat Zwolle aantrekkelijker wordt voor studenten.

Artikel 12:3 Subsidiecriteria

  • 1.

    Een subsidie kan slechts worden verstrekt indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      De activiteit wordt georganiseerd door één of meerdere studenten al dan niet in georganiseerd verband en vindt plaats in Zwolle;

    • b.

      Het gaat om een sociale, culturele en/of sportieve activiteit;

    • c.

      De activiteit moet studentenvereniging overstijgend zijn en draagt op die manier bij aan de samenhang/ samenwerking tussen studenten en/of studentenverenigingen.

    • d.

      De activiteit is voor iedere student toegankelijk;

    • e.

      De activiteit wordt georganiseerd voor tenminste 30 studenten;

    • f.

      Per activiteit wordt slechts éénmaal per jaar subsidie verleend.

  • 2.

    Activiteiten waarvoor op grond van een andere gemeentelijke subsidieregeling of anderszins een gemeentelijke subsidie wordt verleend komen niet in aanmerking voor een subsidie op grond van de regeling in dit hoofdstuk.

Artikel 12:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt als bijdrage in de organisatie en/of de uitvoering van de activiteit tot maximaal 80% van de kosten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag bedraagt per activiteit maximaal € 1.000,--.

Artikel 12:5 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidiëring krachtens dit hoofdstuk.

  • 2.

    Aanvragen voor een subsidie worden behandeld in de volgorde van datum van ontvangst en registratie door de gemeente Zwolle.

Artikel 12:6 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De subsidie moet worden aangevraagd door 1 of meer studenten al dan niet in georganiseerd verband van een Zwolse MBO-, HBO- of WO-instelling.

  • 2.

    Aanvragen kunnen het hele kalenderjaar worden ingediend. De aanvraag moet ten minste 6 weken voor de uitvoering van de activiteit worden ingediend.

Artikel 12:7 Subsidieverlening en -vaststelling

  • 1.

    Het college neemt uiterlijk binnen 4 weken na het indienen van de aanvraag een beslissing op de aanvraag.

  • 2.

    Toekenning van subsidie vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

TOELICHTING VOOR EN DOOR STUDENTEN

Artikel 12: 3 Subsidiecriteria

Lid 3

Indien meerdere studentenverenigingen een gezamenlijke activiteit organiseren die toegankelijk is voor alle studenten, dus niet alleen leden, kunnen zij in aanmerking komen voor subsidie.

Lid 6

Voor een activiteit kan maar eenmaal per jaar subsidie worden aangevraagd. Indien een activiteit door bijvoorbeeld verschillende studentenverenigingen wordt georganiseerd, dient er maar één subsidieaanvraag gedaan te worden. Indien er toch meerdere aanvragen binnenkomen, zal er maar één in behandeling worden genomen, te weten de eerste die ingediend wordt.

Hoofdstuk 14A Aangepast sporten - speciale sportverenigingen

Artikel 14A:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    aangepast sporten: de sport- en beweegactiviteiten die in de vrije tijd beoefend worden, anders dan op medisch voorschrift, door mensen met een beperking;

  • 2.

    mens met een beperking: een persoon, met een fysieke, verstandelijke en/of zintuiglijke beperking of stoornis die het algemeen dagelijks functioneren belemmert (inclusief chronisch zieken);

  • 3.

    speciale sportvereniging: een vereniging of organisatie gevestigd in Zwolle die uitsluitend sport- en beweegactiviteiten aanbiedt speciaal voor mensen met een beperking;

  • 4.

    activiteit: een structureel sportaanbod wat door het seizoen tenminste 30 weken per jaar wordt aangeboden door de speciale sportvereniging gericht op mensen met een beperking;

  • 5.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten op het gebied van aangepast sporten van de speciale sportvereniging, anders dan als (aan)betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • 6.

    sportend lid: een persoon met een beperking niet zijnde begeleider, die als lid van de vereniging deelneemt aan activiteiten van de speciale sportvereniging;

  • 7.

    begeleider: de persoon die een mens met een beperking begeleidt tijdens het aangepast sporten in de zin van deze verordening;

  • 8.

    college: het college van Burgemeester en Wethouders van gemeente Zwolle.

Artikel 14A:2 Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd om:

  • a.

    de structurele activiteiten van speciale sportverenigingen op het gebied van aangepast sporten te ondersteunen en te bevorderen, zodat mensen met een beperking zoveel mogelijk kunnen participeren en integreren in de samenleving en zich kunnen aansluiten bij een speciale sportvereniging en

  • b.

    de samenwerking tussen speciale sportverenigingen op het gebied van aangepast sporten te bevorderen.

Artikel 14A:3 Subsidiecriteria

Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    de activiteit vindt plaats in de gemeente Zwolle;

  • 2.

    de speciale sportvereniging draagt met haar activiteit bij aan het subsidiedoel en het gemeentelijke beleid met betrekking tot het aangepast sporten;

  • 3.

    de subsidieaanvrager werkt samen met andere organisaties die zich bezig houden met het stimuleren of aanbieden van activiteiten ten behoeve van het aangepast sporten;

  • 4.

    het lidmaatschap van de speciale sportvereniging en deelname aan de activiteit staat voor een ieder uit de doelgroep open;

  • 5.

    de subsidie kan slechts worden aangevraagd door een speciale sportvereniging, als bedoeld in artikel 14A:1 lid 3.

Artikel 14A:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidieregeling voor speciale sportverenigingen voor aangepast sporten is tweeledig. Speciale sportverenigingen zoals bedoeld in artikel 14A:1 lid 3 kunnen subsidie ontvangen op basis van het aantal leden (conform artikel 14A:4 lid 2 en 3) en de activiteiten die ze aanbieden (conform artikel 14A:4 lid 4 en 5).

  • 2.

    Een speciale sportvereniging ontvangt bij toekenning van subsidie een bedrag van € 55,00 per jaar per sportend lid woonachtig in de gemeente Zwolle.

  • 3.

    Een speciale sportvereniging ontvangt bij een aanvraag een bedrag van € 27,00 per jaar per sportend lid niet woonachting in de gemeente Zwolle.

  • 4.

    Een speciale sportvereniging ontvangt bij een aanvraag een subsidie in de goedgekeurde kosten van de organisatie, zulks ter beoordeling aan het college, tot een maximum van 75% daarvan en met een maximum van € 2.000,-- per jaar;

-bij 2 activiteiten bedraagt de subsidie per aanvrager maximaal € 2.500,--;

-bij 3 activiteiten bedraagt de subsidie per aanvrager maximaal € 3.000,--;

-bij 4 activiteiten bedraagt de subsidie per aanvrager maximaal € 3.500,-- en

-bij 5 of meer activiteiten per aanvrager bedraagt de subsidie maximaal € 4.000,--.

  • 5.

    Bij fusering van meerdere speciale sportverenigingen, kan bij deze aanvraag een eenmalige bijdrage van 75% van de goedgekeurde kosten van de fusie, zulks ter beoordeling van het college, tot een maximum van € 2.500,-- worden verstrekt.

Artikel 14A:5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een activiteitenoverzicht, een begroting en een door het bestuur van de speciale sportvereniging ondertekende verklaring waaruit blijkt hoeveel sportende leden aan de betreffende gesubsidieerde activiteit deelnemen en of zij al dan niet inwoner van Zwolle zijn.

  • 2.

    Aanvragen moeten uiterlijk 1 juni voorafgaand aan het subsidiejaar worden ingediend conform de ASV van de gemeente Zwolle en worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

Artikel 14A:6 Subsidieverlening & vaststelling

  • 1.

    Tenzij anders bepaald beslist het college op de aanvraag om subsidie binnen acht weken nadat de raad de begroting heeft vastgesteld. Een subsidieverlening vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Subsidie kan slechts worden verstrekt voor zover daartoe budget beschikbaar is gesteld.

Hoofdstuk 14B Aangepast sporten - incidentele activiteiten speciale en/of reguliere sportverenigingen

Artikel 14B:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    aangepast sporten: de sport- en beweegactiviteiten die in de vrije tijd beoefend worden, anders dan op medisch voorschrift, door mensen met een beperking;

  • 2.

    mens met een beperking: een persoon, met een fysieke, verstandelijke en/of zintuiglijke beperking of stoornis die het algemeen dagelijks functioneren belemmert (inclusief chronisch zieken);

  • 3.

    reguliere sportvereniging: een bij een door NOC*NSF erkende landelijke organisatie aangesloten vereniging waarvan de sportactiviteiten zich gedurende tenminste 30 weken per jaar voornamelijk afspelen op het grondgebied van de gemeente Zwolle;

  • 4.

    speciale sportvereniging: een vereniging of organisatie gevestigd in Zwolle die uitsluitend sport- en beweegactiviteiten aanbiedt speciaal voor mensen met een beperking;

  • 5.

    activiteit: een sport- of beweegaanbod gericht op mensen met een beperking, georganiseerd door de speciale sportvereniging of reguliere sportvereniging in aanvulling op het huidige aanbod.

  • 6.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen door het college verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de speciale of reguliere sportvereniging die een impuls geven aan het aangepast sporten, anders dan als (aan)betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • 7.

    sporter: een persoon met een beperking niet zijnde begeleider, die deelneemt aan activiteiten van de speciale sportvereniging of sportvereniging als bedoeld in het 5e lid van dit artikel;

  • 8.

    begeleider: de persoon die een mens met een beperking begeleidt tijdens het aangepast sporten in de zin van deze verordening

  • 9.

    college: het college van Burgemeester en Wethouders van gemeente Zwolle.

Artikel 14B:2 Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd om incidentele activiteiten op het gebied van aangepast sporten door een speciale of reguliere sportvereniging te stimuleren, zodat zoveel mogelijk mensen met een beperking kunnen kennismaken met sport en kunnen participeren in de samenleving.

Artikel 14B:3 Subsidiecriteria

Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    de activiteit vindt plaats in de gemeente Zwolle;

  • 2.

    de speciale sportvereniging of reguliere sportvereniging draagt met haar activiteit bij aan het subsidiedoel en het gemeentelijke beleid met betrekking tot het aangepast sporten;

  • 3.

    de deelname aan de activiteit is voor een ieder uit de doelgroep toegankelijk;

  • 4.

    een speciale sportvereniging die structureel subsidie ontvangt conform de regeling voor speciale sportverenigingen voor aangepast sporten komt slechts in aanmerking voor incidentele subsidie indien de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, buiten het gebruikelijke jaarlijkse gesubsidieerde activiteitenprogramma van de organisatie valt;

  • 5.

    de activiteit moet aanvullend zijn op het bestaande aanbod op het gebied van aangepast sporten in Zwolle;

  • 6.

    de speciale sportvereniging of reguliere sportvereniging dient bij een subsidieaanvraag in redelijke mate, ten minste 60% van de kosten, zelf bij te dragen in de organisatiekosten van de activiteit;

  • 7.

    de subsidie kan slechts worden aangevraagd door een reguliere sportvereniging als bedoeld in artikel 14B:1 lid 3 of een speciale sportvereniging als bedoeld in artikel 14B:1 lid 4.

Artikel 14B:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    Deze subsidie wordt verstrekt als een eenmalige bijdrage in de goedgekeurde kosten van de organisatie van de activiteit, zulks ter beoordeling van te college, tot een maximum van 60% van deze kosten en met een maximum van € 2.000 per activiteit.

  • 2.

    Bij aantoonbare samenwerking tussen meerdere speciale sportverenigingen en/of reguliere sportverenigingen, zulks ter beoordeling van het college, is de bijdrage zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel eenmalig te verhogen tot een maximum van € 3.000 per activiteit, met inachtneming van een maximum van 60% van de goedgekeurde kosten.

Artikel 14B:5 Subsidieaanvraag

De aanvragen moeten tenminste 3 maanden voor de start van de uitvoering van de activiteit worden ingediend en worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

Artikel 14B:6 Subsidieverlening & -vaststelling

  • 1.

    Een subsidieverlening vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Subsidie kan slechts worden verstrekt voor zover daartoe budget beschikbaar is gesteld.

Hoofdstuk 15 Onderwijskansen beleid

Artikel 15.1 Begripsbepalingen

  • a.

    basisschool: een school in de gemeente Zwolle waar basisonderwijs wordt gegeven, niet zijnde een speciale school voor basisonderwijs;

  • b.

    bevoegd gezag: het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, artikel 1;

  • c.

    houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum exploiteert;

  • d.

    LEA: het lokale educatieve agenda overleg tussen de gemeente Zwolle, de bevoegde gezagsorganen van scholen en de houders van kindercentra.

Artikel 15.2 Doel

Doel van deze verordening is om een bijdrage te leveren aan het doel van het Onderwijskansenbeleid: ‘De verbetering van onderwijskansen van kinderen met een (risico op een) onderwijsachterstand’. Hierbij ligt de focus op de subdoelen:

  • -

    meer (doelgroep)peuters gaan naar een voorschoolse voorziening;

  • -

    meer doelgroepkinderen ontwikkelen zich binnen hun eigen mogelijkheden;

  • -

    meer ouders worden betrokken bij de taal- en de bredere ontwikkeling van hun kind;

  • -

    er is minder segregatie in de voorschoolse voorzieningen en het onderwijs;

  • -

    er is sneller passende ondersteuning voor het kind en zijn ouder(s)/verzorger(s).

Artikel 15.3 Subsidiesoorten

Deze verordening kent twee subsidiesoorten:

  • a.

    Incidentele activiteitensubsidie: een subsidie die bestemd is om activiteiten van eenmalige, incidentele aard uit te voeren. Deze subsidie kan voor maximaal twee keer, achtereenvolgend, worden verleend.

  • b.

    Structurele activiteitensubsidie: een subsidie om jaarlijks terugkerende activiteiten uit te voeren.

Artikel 15.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor:

  • a.

    interventies die bijdragen aan dat meer kinderen die vroegschoolse educatie gevolgd hebben, beschikken over een adequaat taal en rekenniveau om vervolgonderwijs te kunnen volgen en ontwikkelen zich binnen de bandbreedte van de normale ontwikkeling;

  • b.

    NT2 onderwijs;

  • c.

    een zomervakantieprogramma toegankelijk voor Zwolse kinderen behorende tot de doelgroep van dit hoofdstuk, ongeacht naar welke kinderopvang of basisschool deze kinderen gaan;

  • d.

    Boekstart, Voorleesexpress en het programma Alle Zwolse Kinderen Lezen;

  • e.

    VVE platform en ondersteuning;

  • f.

    VVE Taal & Gezin;

  • g.

    Kinderopvang Plus;

  • h.

    incidentele activiteiten.

Artikel 15.5 Toetsingscriteria aanvrager

  • 1.

    Voor incidentele activiteitensubsidie geldt dat:

    • a.

      de aanvraag dient tenminste in gezamenlijkheid door twee organisaties te worden ingediend;

    • b.

      de aanvragers dienen aan te tonen dat de subsidiabele incidentele activiteit aansluit bij het doel en een of meerdere subdoelen van deze verordening;

    • c.

      activiteiten voor basisschoolleerlingen moeten medegefinancierd worden door minimaal één schoolbestuur.

  • 2.

    Voor structurele activiteitensubsidie geldt dat:

    • a.

      de aanvrager dient aan te tonen dat de subsidiabele activiteit aansluit bij het doel en een of meerdere subdoelen van deze verordening;

    • b.

      Activiteiten voor basisschoolleerlingen moeten aantoonbaar in samenwerking met de verantwoordelijke schoolbesturen worden georganiseerd;

    • c.

      subsidie voor interventies onder artikel 15.4, lid a kan alleen worden aangevraagd door één of meerdere schoolbesturen, eventueel in samenwerking met andere organisaties;

    • d.

      subsidie genoemd onder artikel 5, lid b kan alleen samen worden aangevraagd door minimaal twee schoolbesturen.

Artikel 15.7 Subsidieplafonds

  • 1.

    Er gelden de volgende subsidieplafonds per kalenderjaar met ingang van 2022:

    • a.

      interventies die bijdragen aan dat meer kinderen die vroegschoolse educatie gevolgd hebben, beschikken over een adequaat taal en rekenniveau om vervolgonderwijs te kunnen volgen en ontwikkelen zich binnen de bandbreedte van de normale ontwikkeling: € 75.000,-.

    • b.

      NT2 onderwijs: € 200.000,-.

    • c.

      een zomervakantieprogramma toegankelijk voor Zwolse kinderen behorende tot de doelgroep van dit hoofdstuk, ongeacht naar welke kinderopvang of basisschool deze kinderen gaan: € 75.000,-.

    • d.

      Boekstart, Voorleesexpress en het programma Alle Zwolse Kinderen Lezen: € 200.000,-.

    • e.

      VVE platform en ondersteuning: € 90.000,-.

    • f.

      VVE Taal & Gezin en Kinderopvang Plus: € 535.000,-;

    • g.

      incidentele activiteiten: € 75.000,-.

  • 2.

    Bij overschrijding van de subsidieplafonds genoemd in artikel 15.7, lid a tot en met lid f, wordt het totaalbedrag evenredig over de voor subsidie in aanmerking te nemen aanvragen verdeeld. Dat betekent dat de individuele voor subsidie in aanmerking te nemen aanvragen elk met een gelijk percentage worden gekort.

  • 3.

    Bij overschrijding van de subsidieplafond genoemd in artikel 15.7, lid g wordt de toekenning gebaseerd op volgorde van binnenkomst.

Artikel 15.8 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Voor de aanvraag van incidentele activiteitensubsidie dient gebruik gemaakt te worden van het door het college vastgesteld formulier;

  • 2.

    Voor de aanvraag van structurele activiteitensubsidie dient gebruik gemaakt te worden van het door het college vastgesteld formulier;

  • 3.

    Bij de aanvraag wordt door de aanvragers ingediend:

    • a.

      een omschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd, zoveel mogelijk gespecificeerd naar aard, doelgroep, frequentie en duur, organisaties waarmee samengewerkt gaat worden en verwacht aantal deelnemers;

    • b.

      een gespecificeerde begroting waaruit duidelijk blijkt hoeveel subsidie zij verwacht nodig te hebben voor het uitvoeren van de onder a. bedoelde activiteiten en wat de eigen bijdrage, de bijdrage van andere organisaties en van ouders is.

    • c.

      Hoe de subsidie bijdraagt aan het doel van deze verordening.

  • 4.

    De aanvraag voor incidentele activiteitensubsidie kan gedurende het gehele kalenderjaar worden ingediend bij het subsidieloket van de gemeente Zwolle.

  • 5.

    De aanvraag voor structurele activiteitensubsidie voor kalenderjaar 2022 dient voor 1 december 2021 te worden ingediend bij het subsidieloket van de gemeente Zwolle;

  • 6.

    De aanvraag voor structurele activiteitensubsidie voor vanaf kalenderjaar 2023 dient voor 15 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft te worden ingediend bij het subsidieloket van de gemeente Zwolle;

  • 7.

    Op de eerstvolgende LEA na indiening wordt de subsidieaanvraag medegedeeld door de gemeente Zwolle.

Artikel 15.19 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1.

    Voor de aanvraag tot subsidievaststelling dient gebruik gemaakt te worden van het door het college vastgestelde formulier.

  • 2.

    Voor de aanvraag tot vaststelling van de subsidie verstrekt de aanvrager:

    • a.

      een overzicht van de activiteiten waarvoor de subsidie is aangevraagd, zoveel mogelijk gespecificeerd naar aard, doelgroep, frequentie, organisaties waarmee is samengewerkt en aantal deelnemers;

    • b.

      inzicht (kwalitatief) op de effecten van de uitgevoerde activiteiten voor wat betreft het verbeteren van onderwijskansen voor kinderen van 0 tot 13 jaar met (een risico op) een onderwijsachterstand.

    • c.

      daadwerkelijke financiële kosten van de activiteiten in het betreffende kalenderjaar;

    • d.

      inzicht in de eventuele eigen bijdrage van de aanvrager, andere organisaties en ouders, voor de activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd.

Artikel 15.20 Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidie kan worden geweigerd indien niet voldaan wordt aan hetgeen in dit hoofdstuk is gesteld.

  • 2.

    Ook de weigeringsgronden als bedoeld in Afdeling 1.4 van de Algemene Subsidieverordening Zwolle en de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing op de uitvoering van deze verordening.

Artikel 15.21 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van de bepalingen in dit hoofdstuk of de strikte toepassing hiervan versoepelen.

Artikel 15.22 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit hoofdstuk treedt in werking direct na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 november 2021.

  • 2.

    Dit hoofdstuk wordt aangehaald als: Verordening subsidie onderwijskansenbeleid.

Hoofdstuk 16 Subsidie peuteropvang en voorschoolse educatie

Paragraaf 16.1

Artikel 16.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    doelgroeppeuter: een peuter woonachtig in de gemeente Zwolle in de leeftijd van 2 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt met een indicatie voor voorschoolse educatie (VE) van Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) IJsselland;

  • b.

    fiscaal maximumuurtarief: de maximum uurprijs is het bedrag tot waaraan een ouder een vergoeding kan krijgen voor de kosten van (VE) peuteropvang;

  • c.

    houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindcentrum exploiteert;

  • d.

    inkomensverklaring: een verklaring van de Belastingdienst met daarin inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar;

  • e.

    kindcentrum: voorziening waar (VE) peuteropvang aangeboden wordt niet zijnde gastouderopvang of buitenschoolse opvang gevestigd in Zwolle en geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang

  • f.

    kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang;

  • g.

    Landelijk Register Kinderopvang (LRK): register ex. artikel 1.47b Wet Kinderopvang;

  • h.

    mentor: een pedagogisch medewerker die werkt in de groep van het kind in het kindcentrum. De mentor is de persoon waarmee de ouders de ontwikkeling en het welzijn van het kind kunnen bespreken.

  • i.

    ouder: ouder in de zin van de Wet kinderopvang;

  • j.

    ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van peuteropvang. De hoogte van de ouderbijdrage wordt bepaald aan de hand van de tabel kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst;

  • k.

    ouderverklaring geen recht op kinderopvangtoeslag: een document waarop de ouder verklaart geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de wet Kinderopvang. Als bewijsstuk moet hierbij een inkomensverklaring gevoegd worden;

  • l.

    peuter: een kind woonachtig in de gemeente Zwolle in de leeftijd van 2 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt;

  • m.

    peuteropvang: de opvang van een peuter voor maximaal 640 uur over 2 jaar waarbij een gestructureerd programma gericht op ontwikkelingsstimulering en ter voorbereiding op de basisschool wordt aangeboden;

  • n.

    subsidie (VE) peuteropvang: deze subsidie betreft het totaal aantal afgenomen opvanguren van de deelnemende peuter;

  • o.

    voorschoolse educatie (VE): educatie voor doelgroeppeuters zoals bedoeld in de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie;

  • p.

    voorschoolse voorziening: een kinderopvanglocatie waar uitvoering gegeven worden van een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten;

  • q.

    VE peuteropvang: de opvang van een doelgroeppeuter waarbij aanvullend op de peuteropvang maximaal 640 uur extra over 2 jaar wordt aangeboden. De doelgroeppeuters worden een door het Nederlands Jeugdinstituut erkend gestructureerd programma van voorschoolse educatie aangeboden gericht op ontwikkelingsstimulering en ter voorbereiding op de basisschool conform het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Gebruik van een (nog) niet door Nederlands Jeugdinstituut erkend programma is mogelijk wanneer dit voldoende kan worden beargumenteerd en wanneer het programma van voorschoolse educatie voldoet aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

Artike 16.1.2 Doel

Doel van deze verordening is om een bijdrage te leveren aan de verbetering van onderwijskansen van (doelgroep)peuters zoals geformuleerd in het Onderwijskansenbeleid. Hierbij ligt de focus op de subdoelen:

  • -

    meer (doelgroep)peuters gaan naar een voorschoolse voorziening;

  • -

    meer doelgroepkinderen ontwikkelen zich binnen hun eigen mogelijkheden;

  • -

    meer ouders worden betrokken bij de taal- en de bredere ontwikkeling van hun kind;

  • -

    er is minder segregatie in de voorschoolse voorzieningen en het onderwijs;

  • -

    er is sneller passende ondersteuning voor het kind en zijn ouder(s)/verzorger(s).

Artikel 16.1.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Het aanbieden van VE peuteropvang aan doelgroeppeuters;

  • 2.

    Het aanbieden van peuteropvang aan peuters;

  • 3.

    De inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker op hbo werk- en denkniveau voor maximaal 10 uur per kalenderjaar per doelgroeppeuter;

  • 4.

    Het bieden van extra ondersteuning aan een groep binnen een kindcentrum met gemiddeld meer dan 60% doelgroeppeuters per jaar, met een minimum van gemiddeld 7 doelgroeppeuters per dag;

  • 5.

    Het thuis bezoeken van doelgroeppeuters door de mentor.

PARAGRAAF 16.2 SUBSIDIE (VE) PEUTEROPVANG AAN EEN KINDCENTRUM MET VOORSCHOOLSE EDUCATIE

Artikel 16.2.1 Aanvrager

Een kindcentrum komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking wanneer:

  • a.

    het kindcentrum opvang verzorgt aan (doelgroep)peuters;

  • b.

    het kindcentrum de (doelgroep)peuters waarvoor de subsidie bestemd is opvangt in een groep met kinderen beperkt tot de leeftijd van 2 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt;

  • c.

    het aanbod van (VE) peuteropvang maximaal zes uur aaneengesloten per dag is;

  • d.

    het kindcentrum ingeschreven staat als kinderdagverblijf in het LRK;

  • e.

    het kindcentrum de aantekening voorschoolse educatie‘ja’heeft in het LRK;

  • f.

    het kindercentrum voldoet aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

Artikel 16.2.2 Subsidie

  • 1.

    De subsidiebedragen en te verdelen uren ten behoeve van de peuters vanaf de leeftijd van 2 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt van de volgende groepen ouders luiden als volgt:

    • a.

      Voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van het door de rijksoverheid vastgesteld fiscaal maximumuurtarief over 640 uur. De gemeente Zwolle subsidieert in dit geval € 1,56 per uur over maximaal 640 uur.

    • b.

      Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van het door de rijksoverheid vastgesteld fiscaal maximumuurtarief over 640 uur. De gemeente Zwolle subsidieert in dit geval de aanvulling tot het fiscaal maximumuurtarief en daarbovenop € 1,56 per uur over maximaal 640 uur.

    • 2.

      De subsidiebedragen en te verdelen uren ten behoeve van de doelgroeppeuters vanaf de leeftijd 2 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt van de volgende groepen ouders luiden als volgt:

      • a.

        Voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van het door de rijksoverheid vastgesteld fiscaal maximumuurtarief over de eerste 640 uur. De gemeente subsidieert in dit geval € 1,56 per uur over de eerste 640 uur. 640 uur aanvullend op de eerste 640 uur is voor deze ouders gratis. De gemeente Zwolle subsidieert voor de aanvullende 640 uur het fiscaal maximumuurtarief met daarbovenop € 1,56.

      • b.

        Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van het door de rijksoverheid vastgesteld fiscaal maximumuurtarief voor de eerste 640 uur. De gemeente Zwolle subsidieert in dit geval de aanvulling tot het fiscaal maximumuurtarief en daarbovenop € 1,56 per uur over de eerste 640 uur. 640 uur aanvullend op de eerste 640 uur is voor deze ouders gratis. De gemeente Zwolle subsidieert voor de aanvullende 640 uur het fiscaal maximumuurtarief met daarbovenop € 1,56.

PARAGRAAF 16.3 SUBSIDIE PEUTEROPVANG AAN EEN KINDCENTRUM ZONDER VOORSCHOOLSE EDUCATIE

Artikel 16.3.1 Toetsingscriteria aanvrager

Een kindcentrum komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking wanneer:

  • a.

    het kindcentrum ingeschreven staat als kinderdagverblijf in het LRK;

  • b.

    het aanbod van peuteropvang aan de peuter maximaal zes uur aaneengesloten per dag is.

Artikel 16.3.2 Subsidie

  • 1.

    Voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een peuter van 2 jaar tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage op basis van het door de rijksoverheid vastgesteld fiscaal maximumuurtarief over 640 uur.

  • 2.

    De gemeente Zwolle subsidieert in dit geval de aanvulling tot het fiscaal maximumuurtarief over 640 uur.

  • 3.

    Deze uren zijn te verdelen over de periode van dat de peuter 2 jaar is tot het moment dat de peuter uitstroomt naar de basisschool.

PARAGRAAF 16.4 SUBSIDIE INZET 10 UUR PER DOELGROEPPEUTER DOOR PEDAGOGISCHE COACH/ BELEIDSMEDEWERKER

Artikel 16.4.1 Toetsingscriteria aanvrager

Een kindcentrum komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking wanneer:

  • a.

    het kindcentrum opvang verzorgt aan (doelgroep)peuters;

  • b.

    het kindcentrum de (doelgroep)peuters waarvoor de subsidie bestemd is opvangt in een groep met kinderen beperkt tot de leeftijd van twee tot het moment dat de peuter naar de basisschool uitstroomt;

  • c.

    het aanbod van (VE) peuteropvang aan de peuter maximaal zes uur aaneengesloten per dag is;

  • d.

    het kindcentrum ingeschreven staat als kinderdagverblijf in het LRK;

  • e.

    het kindcentrum de aantekening voorschoolse educatie‘ja’heeft in het LRK.

Artikel 16.4.2 Subsidie

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt voor de inzet van een pedagogische coach/beleidsmedewerker op hbo werk- en denkniveau voor maximaal 10 uur per doelgroeppeuter per kalenderjaar per kindcentrum met voorschoolse educatie. De inzet van de pedagogische coach/beleidsmedewerker is gericht op kwaliteitsverbetering van beroepskrachten en het aanbod van voorschoolse educatie op de locaties waar doelgroeppeuters aan deelnemen.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt op uurbasis verstrekt en is gebaseerd op de CAO Kinderopvang, schaal 9, nummer 33.

Artikel 16.4.3 Vaststelling

  • 1.

    De peildatum voor het vaststellen van de subsidie betreft het aantal doelgroeppeuters per locatie op 1 januari van het betreffende subsidiejaar. Bij de subsidieaanvraag betreft het aantal doelgroeppeuters per locatie een schatting.

PARAGRAAF 16.5 SUBSIDIE EXTRA ONDERSTEUNING KINDCENTRUM

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor een groep binnen een kindcentrum met voorschoolse educatie wanneer:

    • a.

      de groep gemiddeld minimaal 60% doelgroeppeuters per kalenderjaar heeft;

    • b.

      met een minimum van gemiddeld 7 doelgroeppeuters per dag.

  • 2.

    De subsidie betreft maximaal € 10.080,- per jaar.

  • 3.

    De subsidie kan door het kindcentrum naar eigen inzicht in worden gezet ten behoeve van de doelgroeppeuters.

PARAGRAAF 16.6 SUBSIDIE THUISBEZOEKEN DOELGROEPPEUTERS

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor het thuisbezoeken van doelgroeppeuters door de mentor van het kindcentrum voor aanvang van de peuteropvang.

  • 2.

    Per thuisbezoek wordt maximaal 1 uur gesubsidieerd. Het subsidiebedrag voor dit uur is gebaseerd op de CAO Kinderopvang, schaal 6, nummer 21.

  • 3.

    De subsidie wordt achteraf vastgesteld op basis van de werkelijk afgelegde thuisbezoeken. Bij de subsidieaanvraag betreft het aantal doelgroeppeuters waar een thuisbezoek wordt afgelegd een schatting.

PARAGRAAF 16.7 SUBSIDIEAANVRAAG

  • 1.

    Voor de aanvraag van subsidie dient gebruik gemaakt te worden van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2.

    Subsidieaanvragen voor het kalenderjaar 2022 dienen voor 1 december 2021 te worden ingediend bij het subsidieloket van de gemeente Zwolle;

  • 3.

    Subsidieaanvragen vanaf kalenderjaar 2023 kunnen uitsluitend worden ingediend vóór 15 oktober voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar bij het subsidieloket van de gemeente Zwolle.

PARAGRAAF 16.8 VASTSTELLING EN VERPLICHTINGEN

Artikel 16.8.1 Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1.

    Voor de aanvraag tot subsidievaststelling dient gebruik gemaakt te worden van het door het college vastgestelde vaststellingsformulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling verstrekt de aanvrager inzicht op de beoogde effecten van de gesubsidieerde activiteiten:

  • a.

    de inzet van een pedagogische coach/beleidsmedewerker op hbo werk- en denkniveau voor 10 uur per jaar per doelgroeppeuter door een kindcentrum met de aantekening ‘ja’ bij voorschoolse educatie in het LRK;

  • b.

    extra ondersteuning van een kindcentrum met veel doelgroeppeuters met de aantekening ‘ja’ bij voorschoolse educatie in het LRK;

  • c.

    het thuis bezoeken van doelgroeppeuters door de mentor van het kindcentrum met de aantekening ‘ja’ bij voorschoolse educatie in het LRK voor aanvang van de peuteropvang.

Artikel 16.8.2 Verantwoording

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1:22, lid 7, van de Algemene subsidieverordening Zwolle geldt dat bij de verantwoording te overleggen jaarrekening een beoordelingsverklaring of een controleverklaring, opgesteld door een accountant als bedoeld in artikel 393 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek wordt overlegd.

  • 2.

    Bij de verantwoording van een subsidiebedrag boven € 100.000,- dient voorts over de volgende onderdelen een schriftelijke verklaring van een accountant te worden overlegd:

    a. controle op minimaal 10% van de bij de vaststellingsaanvraag opgegeven aantallen of deze juist zijn;

    b. controle bij minimaal 10% van de ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag of het inkomen juist is ingeschat en overeenkomt met de juiste ouderbijdrage per uur voor peuteropvang;

    c. controle of bij de bewijsvoering van sub b er een inkomensverklaring aanwezig is;

    d. controle van minimaal 10% van de doelgroeppeuters of het aantal contracturen overeenkomt met het op het kindcentrum ingeplande aantal uren per betreffende peuter.

  • 3.

    De verantwoording bevat voorts de werkelijke inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor peuteropvang over het gehele subsidiejaar. (Bij de subsidieaanvraag betreft de inkomensafhankelijke ouderbijdrage een schatting).

Artikel 16.8.3 Verplichtingen

  • 1.

    In het beleidsplan van het kindcentrum zijn tenminste de volgende elementen beschreven:

  • a.

    De wijze waarop het kindcentrum zorgt voor een overdracht van gegevens over de ontwikkeling van het kind bij de doorstroom naar het primair onderwijs. Het kindcentrum maakt daarbij gebruik van het Overdrachtsformulier gemeente Zwolle.

  • b.

    Doelgroeppeuters en zorgkinderen worden (met instemming van en bij voorkeur samen met ouders) mondeling overgedragen van het kindcentrum naar het primair onderwijs. Dit noemt men ook wel een warme overdracht.

  • c.

    De wijze waarop het kindcentrum samenwerkt met het primair onderwijs en de doorgaande lijn vormgeeft en borgt. De wijze waarop het kindcentrum ouderbetrokkenheid vormgeeft. De wijze waarop het kindcentrum samenwerkt met de jeugdgezondheidszorg en het sociaal wijkteam van de gemeente Zwolle. Er is in ieder geval periodiek contact over doelgroeppeuters en zorgkinderen.

  • d.

    De wijze waarop het kindcentrum het extra aanbod aan doelgroeppeuters vormgeeft. Het extra aanbod omvat in ieder geval:

    • -

      aanvullend materiaal waarmee thuis geoefend kan worden;

    • -

      individuele begeleiding van het kind;

    • -

      het voeren van oudergesprekken gericht op het verbeteren van de taalontwikkeling.

  • 2.

    Het kindcentrum is bereid, op verzoek van de gemeente, informatie aan te leveren voor de monitoring van bereik, financiën en kwaliteit.

  • 3.

    Het kindcentrum rapporteert aan de gemeente het aantal peuters met en zonder recht op kinderopvangtoeslag en het aantal doelgroeppeuters in relatie tot de ingeplande uren. In de subsidietoekenning wordt nader bepaald hoe vaak en op welke wijze dit plaatsvindt.

  • 4.

    Het kindcentrum stelt vast in hoeverre ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag in aanmerking komen voor subsidie voor peuteropvang en gebruikt daarvoor een Ouderverklaring geen recht op kinderopvangtoeslag.

  • 5.

    Het kindcentrum stelt de inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor peuteropvang vast op basis van de kinderopvangtoeslagtabel van de Belastingdienst.

  • 6.

    Het kindcentrum toetst aan de hand van de Ouderverklaring geen recht op kinderopvangtoeslag, in combinatie met een inkomensverklaring van de ouder(s), of een peuter in aanmerking komt voor subsidie. Als dit om aantoonbare reden niet mogelijk is, kan er ander bewijs van inkomen worden opgevraagd. Dit kan zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring of een verklaring van schuldsanering. Het kindcentrum houdt een administratie bij van de documenten aan de hand waarvan de toetsing recht op een gesubsidieerde (VE) peuteropvang is gedaan en van bevindingen van deze toetsing. Het kindcentrum bewaart deze gegevens nog drie jaar (na afloop van het subsidiejaar) en stelt deze gegevens beschikbaar aan de gemeente als de gemeente hierop een controle wil uitvoeren. Het kindcentrum is niet verantwoordelijk voor de juistheid van de door ouders geleverde gegevens. De Ouderverklaring geen recht op kinderopvangtoeslag mag gedurende de gehele opvangperiode worden gebruikt, tenzij op verzoek van de ouder er een wijziging wordt verzocht.

  • 7.

    Het kindcentrum verleent zoveel mogelijk doelgroeppeuters voorrang bij de plaatsing van peuters, waarbij zoveel als mogelijk sprake is van gemengde groepen.

PARAGRAAF 16.9 WEIGERINGSGRONDEN

  • 1.

    De subsidie wordt geweigerd indien niet voldaan wordt aan hetgeen in dit hoofdstuk is gesteld.

  • 2.

    Ook de weigeringsgronden als bedoeld in Afdeling 1.4 van de Algemene Subsidieverordening Zwolle en de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing op de uitvoering van deze verordening.

PARAGRAAF 16.10 HARDHEIDSCLAUSULE

Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van de bepalingen in dit hoofdstuk.

PARAGRAAF 16.11 INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL

  • 1.

    Dit hoofdstuk treedt in werking direct na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 november 2021.

  • 2.

    Dit hoofdstuk wordt aangehaald als: Verordening subsidie peuteropvang en voorschoolse educatie.

Hoofdstuk 22 Zaalhuur Zwolse theaters en Hedon

Artikel 22:1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Zwolse (semi-)amateurgezelschappen: statutair in Zwolle gehuisveste gezelschappen op het gebied van kunst en cultuur die volledig of voor het grootste deel uit amateurs bestaan.

Artikel 22:2 Subsidiedoel

De gemeente Zwolle stelt jaarlijks een budget beschikbaar dat is bedoeld om (semi-) amateurverenigingen en instellingen op het gebied van kunst en cultuur door middel van het toekennen van subsidie tegemoet te komen in de kosten van de kale zaalhuur van Zwolse Theaters, Hedon, Academiehuis de Grote Kerk, of een andere locatie geschikt voor het presenteren van kunst- en cultuuruitingen, wanneer zij kunst- en cultuuruitingen organiseren

Artikel 22:3 Subsidiecriteria

Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • -

    de activiteit is voor een ieder toegankelijk

  • -

    de activiteit dient geen godsdienstig of politiek doel

  • -

    met de activiteit wordt niet het behalen van winst beoogd

Artikel 22:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal 50% van de kosten van de zaalhuur.

  • 2.

    Het subsidiebedrag bedraagt per activiteit maximaal €1.500,--.

  • 3.

    Subsidie kan per subsidieaanvrager maximaal tweemaal per kalenderjaar worden verleend, tenzij de subsidie door een Zwolse koepelorganisatie op het gebied van amateurkunst wordt aangevraagd namens een Zwols (semi-)amateurgezelschap.

Artikel 22:5 Subsidieplafond

Het subsidieplafond is vastgesteld op maximaal €31.449,-- per kalenderjaar. Wanneer het subsidieplafond van het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft is bereikt, worden nieuwe subsidieaanvragen voor dat kalenderjaar geweigerd.

Artikel 22:6 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een subsidie dient tenminste vier weken voor de datum waarop de activiteit gehouden wordt te worden ingediend. Daarbij dient gebruik te worden gemaakt van het daarvoor bestemde aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvraag dient voorzien te zijn van een offerte waaruit blijkt wat de kosten van de kale zaalhuur voor de betreffende activiteit zijn.

Artikel 22:7 Subsidieverlening

Een subsidieverlening vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

TOELICHTING ZAALHUUR ZWOLSE THEATERS EN HEDON

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 22:1

Onder Zwolse (semi-)amateurgezelschappen vallen ook (semi-)amateurgezelschappen die een professional inzetten voor een specifieke taak, zoals een dirigent bij een orkest.

Artikel 22:2

Onder kunst- en cultuuruitingen wordt verstaan een eenmalige activiteit of openbare voorstelling van een of meer podiumkunsten of beeldende kunstvorm, gedurende een afgeronde periode.

Artikel 22:4

Met “per activiteit” wordt bedoeld: de specifieke voorstelling, uitvoering of tentoonstelling waarvoor de zaal wordt gehuurd. Wanneer een bepaalde activiteit bijvoorbeeld twee keer wordt opgevoerd en de zaal dus tweemaal hiervoor wordt gehuurd, dan geldt dat dit als één activiteit wordt beschouwd, waarvoor dus maximaal € 1500,- aan zaalhuur kan worden toegekend. Ook een activiteit waarbij sprake is van een repetitie of opbouw op de ene dag en de activiteit op een andere dag wordt dan als één activiteit beschouwd, waarvoor dus in totaal maximaal € 1500,- aan zaalhuur kan worden toegekend.

Met “een Zwolse koepelorganisatie op het gebied van amateurkunst” wordt bedoeld een koepelorganisatie op het gebied van amateurkunst waarbij meerdere Zwolse (semi-) amateurgezelschappen zijn aangesloten. Deze koepelorganisaties kunnen een subsidie aanvragen namens een Zwols (semi-)amateurgezelschap dat geen volledige rechtsbevoegdheid heeft. Ook hierop is een maximum van 2 keer per jaar per gezelschap van toepassing.

Artikel 22:7

Verlening, dus toekenning, van de subsidie krachtens dit hoofdstuk, is gelijk ook het besluit tot subsidievaststelling. Omdat het in deze regeling om relatief lage subsidiebedragen gaat, wordt uitgegaan van zo beperkt mogelijke administratieve handelingen. Dit enerzijds om verenigingen en instellingen niet onnodig te belasten en anderzijds om te voorkomen dat de ambtelijke inzet een te hoge financiële inzet vergt.

Hoofdstuk 24 Klimaatadaptie "Elke druppel telt"

Artikel 24.1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Afkoppelen:het definitief ongedaan maken van een situatie waarin hemelwater dat op een dakoppervlak valt via de openbare riolering wordt afgevoerd;

  • b.

    Rechthebbende: de rechthebbende van een perceel moet toestemming hebben van de eigenaar van het perceel om de subsidieactiviteiten uit te voeren. De rechthebbende kan dus de eigenaar zijn, maar ook de pachter, huurder, of gebruiker;

  • c.

    Wadi: een wadi is een laag gelegen gebied waar het hemelwater zich bij overvloedige regenval kan verzamelen, en dat zo dienstdoet als een buffer om overbelasting van het waterafvoernetwerk en overstroming te vermijden. Een wadi staat een groot deel van de tijd droog en is vaak begroeid met gras of kruiden;

  • d.

    Infiltratiekrat: een speciaal voor infiltratie in de grond ingegraven kunststof krat, waarop de afvoer van hemelwater, afkomstig van terrein of gebouw, wordt aangesloten. De infiltratiekrat zorgt ervoor dat het hemelwater wordt geïnfiltreerd zonder dat de bodem dichtslibt;

  • e.

    Infiltreren: het op eigen terrein infiltreren van afgekoppeld dakoppervlak in de bodem door infiltratie via de oppervlakte (bodempassage) of door middel van ondergrondse voorzieningen.

Artikel 24.2 Het subsidiedoel

Deze subsidieregeling heeft als doel om subsidie te verstrekken voor activiteiten binnen de gemeente Zwolle die:

  • -

    het hergebruik van hemelwater bevorderen, en/of

  • -

    situaties binnen de gemeente Zwolle waarin hemelwater via openbare riolering wordt afgevoerd, ongedaan maken en/of

  • -

    de bewustwording van de bewoners van de gemeente Zwolle vergroten op gebied van klimaatadaptatie.

Artikel 24.3 Aanvrager van de subsidie

Het college verstrekt subsidie krachtens dit hoofdstuk uitsluitend aan natuurlijke personen, zijnde een eigenaar of gebruiker van woonhuis gelegen binnen de gemeente Zwolle.

Artikel 24.4 Subsidiabele activiteiten

Een subsidie kan slechts worden verstrekt als het gaat om activiteiten die betrekking hebben op het afkoppelen en het infiltreren, bergen of opvangen van hemelwater. Dit kan op verschillende manieren:

  • a.

    Het plaatsen van een regenton of tank voor hergebruik van hemelwater en/of;

  • b.

    Het plaatsen van infiltratiekratten en/of;

  • c.

    Het maken van een wadi of verlaagde tuin.

Artikel 24.5 Aanvraag van de subsidie

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de indiening van de subsidieaanvraag gebruik van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Naast het aanvraagformulier wordt bij de subsidieaanvraag in ieder geval de volgende informatie verstrekt:

    • a.

      Een factuur van de aankopen die zijn gedaan in het kader van de subsidieactiviteit;

    • b.

      Minimaal twee foto’s, waarbij één foto de situatie voor en één foto de situatie na het realiseren van de subsidieactiviteit laat zien. Op de foto’s dienen de essentiële onderdelen van de subsidiabele activiteiten in beeld te zijn gebracht. Hiermee wordt automatisch toestemming gegeven voor het publiekelijk gebruik van deze gegevens (foto’s, locatie, activiteit en liters); en

    • c.

      Een verklaring van de eigenaar te overleggen waarin staat dat deze akkoord gaat met het aanbrengen van de gesubsidieerde voorzieningen, ook in geval de aanvrager niet de eigenaar van het perceel is waarop de subsidiabele activiteit wordt gerealiseerd.

  • 3.

    In afwijking van artikel 1:7, eerste lid dient de aanvrager de subsidieaanvraag in na afronding van de subsidiabele activiteiten en binnen 6 maanden na aankoop van de materialen in het kader van de subsidiabele activiteiten.

Artikel 24.6 Subsidiecriteria

Een subsidie kan slechts worden verleend indien voldaan wordt aan de volgende criteria:

  • 1.

    De activiteit wordt uitgevoerd op het eigen kadastrale perceel dan wel het perceel dat in gebruik is, en gelegen is binnen de gemeente Zwolle.

  • 2.

    Per adres kan maximaal 1 aanvraag worden gedaan.

  • 3.

    De woning die op het perceel staat, is, op het moment van aanvraag van subsidie, ouder dan 2 jaar.

Artikel 24.7 Subsidiemethodiek en subsidieplafond

  • 1.

    De verdeling van de beschikbare subsidie gaat op volgorde van binnenkomst waarbij als datum van indiening geldt de datum waarop de aanvraag volledig is.

  • 2.

    Er wordt subsidie verstrekt ter hoogte van € 0,25 per liter waterberging in de voorziening met een maximum van € 250,-- per aanvraag;

  • 3.

    Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast. Het subsidieplafond voor 2022 is vastgesteld op €100.000,00

  • 4.

    De subsidie wordt verleend voor de kosten van de activiteiten als bedoeld in artikel 24.4 van deze verordening.

Artikel 24.8 Weigeringsgronden

De subsidieaanvraag kan, naast de artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en Hoofdstuk 1 van deze verordening, geweigerd worden indien:

  • a.

    een andere instelling of bestuursorgaan al subsidie heeft verstrekt voor de activiteiten als bedoeld in deze verordening

  • b.

    voor het aangevraagde eerder subsidie is verleend in het kader van deze verordening.

  • c.

    Niet of niet meer is voldaan aan wat bij of krachtens deze regeling is bepaald;

  • d.

    Als onjuiste of onvolledige informatie is verstrekt.

Artikel 24.9 Subsidieverstrekking

  • 1.

    Het college beslist op de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan het college met ten hoogste zes weken verlengen.

  • 2.

    Toekenning van subsidie vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

  • 3.

    Het college kan onaangekondigd de werkzaamheden waarvoor subsidie is verstrekt controleren.

Artikel 24.10 Verplichtingen van de subsidieontvangers

De subsidieontvanger is verplicht:

  • 1.

    De gerealiseerde subsidiabele activiteit minimaal 10 jaar in stand te houden.

Artikel 24.11 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen het bepaalde in dit hoofdstuk ten gunste van de aanvrager buiten toepassing laten of daarvan afwijken, indien strikte toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 24.12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit hoofdstuk van de verordening treedt in werking acht dagen na bekendmaking van deze verordening;

  • 2.

    Dit hoofdstuk van de verordening wordt aangehaald als " Hoofdstuk 24 Klimaatadaptatie “Elke druppel telt” gemeente Zwolle".

Hoofdstuk 25 Stimulering duurzaamheid en woningbouwproductie

Artikel 25:1 Begripsomschrijving

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    duurzame woning: een nieuwbouw woning in Zwolle met een bepaalde minimum EPC-waarde en GPR-waarde

  • 2.

    energie neutrale woning: een nieuwbouw woning in Zwolle met een EPC ≤ 0

  • 3.

    ontwikkelaar: de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling, realisatie en verkoop c.q. verhuur van de duurzame woningen.

  • 4.

    particuliere opdrachtgever: de particuliere persoon, die opdrachtgever is voor de bouw, en tevens eigenaar en eerste bewoner is van de in Zwolle te bouwen duurzame eigen woning.

  • 5.

    koper: de natuurlijke persoon die een duurzame nieuwbouwwoning koopt van een ontwikkelaar en daarin zelf als eerste eigenaar-bewoner gaat wonen; voor de toepassing van deze regeling wordt daaronder ook verstaan verwerver van een appartementsrecht.

  • 6.

    subsidiegerechtigde: bij koopwoningen: de particuliere opdrachtgever of koper van de te bouwen woning, die tevens de eerste bewoner van de woning is bij huurwoningen: de eigenaar-verhuurder van de woning;

  • 7.

    GPR: Gemeentelijke Praktijkrichtlijn Gebouw is een computerprogramma dat ontwerpgegevens van een gebouw omzet in kwaliteit- en duurzaamheidsprestaties, verdeeld over de thema’s energie, materialen, afval, water, gezondheid en woonkwaliteit. Het programma is bruikbaar voor zowel woningbouw als utiliteitsbouw (kantoren en scholen). Een GPR = 7 komt overeen met de toepassing van de vaste, kostenneutrale maatregelen uit het Nationaal Pakket Duurzame (Utiliteit)bouw (maatregelen, die altijd technisch goed toepasbaar zijn en in de regel kostenneutraal zijn). De gemeente stelt het computerprogramma ter beschikking van de ontwikkelaar of particuliere opdrachtgever.

Artikel 25:2 Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd de bouw van duurzame woningen te stimuleren en de woningproductie te stimuleren.

Artikel 25:3 Subsidiecriteria

Een subsidie uit hoofde van dit hoofdstuk wordt slechts verstrekt indien de woning een nieuw te bouwen woning in Zwolle is, waarvoor geldt:

  • 1.

    bij indiening aanvraag vanaf datum inwerkingtreding tot en met 31 december 2012: EPC ≤ 0,50 en GPR ≥ 7,5.

  • 2.

    bij indiening aanvraag van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013: EPC ≤ 0,45 en GPR ≥ 7,5.

  • 3.

    bij indiening aanvraag van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014: EPC ≤ 0,40 en GPR ≥ 7,5

  • 4.

    bij indiening aanvraag vanaf 1 juli 2014: EPC ≤ 0 (.energieneutraal) en GPR ≥ 8.

  • 5.

    bij de projectmatige bouw van meer dan een woning geldt het projectgemiddelde.

  • 6.

    voor het project of de woning geen andere financiële bijdrage is verkregen.

Artikel 25:4 Subsidiemethodiek

  • 1.

    Indien de aanvraag om subsidie is ingediend in de periode vanaf datum inwerkingtreding tot en met 31 december 2012, bedraagt de subsidie € 3.000,-- per woning; van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013, bedraagt de subsidie € 2.500,-- per woning; van 1 januari 2014 tot en met 30 juni 2014, bedraagt de subsidie € 2.000,-- per woning; vanaf 1 juli 2014 bedraagt de subsidie € 3.000,-- per woning.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit onderdeel geldt dat, indien de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag is aangevuld geldt als indieningsdatum.

Artikel 25:5 Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidiering krachtens dit hoofdstuk.

Artikel 25:6 Procedure projectmatig te bouwen koopwoningen

Aanvraag besluit tot toelating tot de subsidieregeling

  • 1.

    De aanvraag van een besluit tot toelating tot de subsidieregeling wordt ingediend door de ontwikkelaar van voor de verkoop bestemde duurzame koopwoningen

  • 2.

    De aanvraag wordt gedaan door middel van volledige invulling en ondertekening van een aanvraagformulier, dat door het college is vastgesteld.

Indieningsvereisten

  • 3.

    De aanvraag wordt ingediend nadat de bouw- of omgevingsvergunning is verleend, maar voor de start van de bouw.

  • 4.

    De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van de verleende bouw of omgevingsvergunning, de EPC-berekening, de GPR-berekening en een opgave (bij voorkeur in de vorm van een kaart) van de bouwnummers of adressen van de woningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Indien de subsidie wordt aangevraagd voor meer dan een woning (dus bij complexmatige en projectmatige bouw) moeten de EPC- en GPR-berekening worden ingediend voor elk woningtype, waarbij tevens het complex-/projectgemiddelde wordt vermeld.

Toelatingsbesluit

  • 5.

    De aanvragen worden behandeld in de volgorde waarin zij worden ingediend. Indien de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld als indieningsdatum.

  • 6.

    Het college neemt binnen zes weken een besluit op de aanvraag tot toelating tot de subsidieregeling. De aanvraag wordt afgewezen wanneer niet aan de subsidiecriteria en de indieningsvereisten is voldaan.

  • 7.

    In het toelatingsbesluit legt het college de verplichting op dat de bouw van de woningen binnen twee jaar na het toelatingsbesluit is voltooid.

  • 8.

    Het toelatingsbesluit wordt in elk geval ingetrokken als blijkt dat de woning(en) niet zullen worden gerealiseerd. Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 9.

    De toekenning van de subsidie heeft plaats in de vorm van een subsidievaststelling

  • 10.

    De aanvraag van een besluit tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend door de natuurlijke persoon die bij oplevering van de woning zowel eigenaar als bewoner van de woning is.

  • 11.

    De aanvraag wordt gedaan door middel van volledige invulling en ondertekening van een aanvraagformulier dat door het college is vastgesteld.

Indieningsvereisten

  • 12.

    De aanvraag van een besluit tot Vaststelling van de subsidie wordt gedaan na de eerste bewoningdatum zoals die in de GBA is opgenomen en binnen twee jaar na de datum van het toelatingsbesluit.

  • 13.

    De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van het besluit tot Toelating tot de subsidieregeling, een opgave van het bouwnummer of adres van de woning waarvoor het vaststellingsbesluit wordt aangevraagd, een kopie van de eigendomsakte, een opgave van de eerste bewoningdatum die in de GBA is opgenomen, alsmede een opgave van de betaalrichting (uitsluitend Nederlandse bankrekening).

Besluit tot Subsidievaststelling

  • 14.

    Het college neemt binnen zes weken een besluit op de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 15.

    De aanvraag wordt afgewezen wanneer niet aan de subsidiecriteria of de indieningsvereisten is voldaan.

  • 16.

    Het college is bevoegd om te controleren dat de woning is gebouwd overeenkomstig de gegevens die ten grondslag liggen aan de EPC-berekening en de GPR-berekening.

Artikel 25:7 Procedure in het geval van koopwoningen in particulier opdrachtgeverschap en huurwoningen.

Aanvraag subsidieverlening

  • 1.

    De aanvraag van een besluit tot Verlening van de subsidie wordt ingediend door de particuliere opdrachtgever van de koopwoning, of door de eigenaar-verhuurder van de huurwoningen.

  • 2.

    De aanvraag wordt gedaan door middel van volledige invulling en ondertekening van een aanvraagformulier dat door het college is vastgesteld.

Indieningsvereisten

  • 3.

    De aanvraag wordt ingediend nadat de bouw- of omgevingsvergunning is verleend, maar voor de start van de bouw.

  • 4.

    De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van de verleende bouw of omgevingsvergunning, de EPC-berekening, de GPR-berekening en een opgave (bi voorkeur in de vorm van een kaart) van de bouwnummers of adressen van de woningen waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Indien de subsidie wordt aangevraagd voor meer dan een woning (dus bij complexmatige en projectmatige bouw) moeten de EPC- en GPR-berekening worden ingediend voor elk woningtype, waarbij tevens het complex-/projectgemiddelde wordt vermeld.

Verleningsbesluit

  • 5.

    De aanvragen worden behandeld in de volgorde waarin zij worden ingediend. Indien de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de aanvraag is aangevuld als indieningsdatum.

  • 6.

    Het college neemt binnen zes weken een besluit op de aanvraag tot Verlening van de subsidie. De aanvraag wordt afgewezen wanneer niet aan de subsidiecriteria en de indieningsvereisten is voldaan.

  • 7.

    In het Verleningsbesluit legt het college de verplichting op dat de bouw van de woningen binnen twee jaar na het Verleningsbesluit is voltooid.

  • 8.

    Het Verleningsbesluit wordt in elk geval ingetrokken als blijkt dat de woning(en) niet zullen worden gerealiseerd.

Aanvraag tot subsidievaststelling

  • 9.

    De aanvraag van een besluit tot subsidievaststelling wordt ingediend door de natuurlijke persoon die bij oplevering van de woning zowel eigenaar als bewoner van de woning is, of door de eigenaar-verhuurder van de huurwoningen.

  • 10.

    De aanvraag wordt gedaan door middel van volledige invulling en ondertekening van een aanvraagformulier dat door het college is vastgesteld.

Indieningsvereisten

  • 11.

    De aanvraag van een besluit tot Vaststelling van de subsidie wordt gedaan na de oplevering van de woning(en) en binnen twee jaar na de datum van het Verleningsbesluit.

  • 12.

    De aanvraag gaat vergezeld van een opgave (nummer, datum) of kopie van het Verlening besluit, een opgave van het bouwnummer of adres van de woning waarvoor het Vaststellingsbesluit wordt aangevraagd, en een opgave van de betaalrichting (uitsluitend Nederlandse bankrekening). In het geval van een koopwoning in particulier opdrachtgever schap dient tevens de eerste bewoningdatum die in de GBA is opgenomen te worden opgegeven en een kopie van de eigendomsakte te worden bijgevoegd

Besluit tot subsidievaststelling

  • 13.

    Het college neemt binnen zes weken een besluit op de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 14.

    De aanvraag wordt afgewezen wanneer niet aan de subsidiecriteria of de indieningsvereisten is voldaan.

  • 15.

    Het college is bevoegd om te controleren dat de woning is gebouwd overeenkomstig de gegevens die ten grondslag liggen aan de EPC-berekening en de GPR-berekening.

TOELICHTING STIMULERING DUURZAAMHEID EN WONINGBOUWPRODUCTIE

Artikel 25:1

Definitie energie neutrale woning: In het Nationaal Plan Bijna-Energie Neutrale Gebouwen (BENG) is bepaald dat een volledig energieneutraal gebouw een EPC = 0 heeft. De energieprestatiecoëfficiënt EPC wordt bepaald aan de hand van de norm NEN 7120: Energieprestatie van gebouwen - Bepalingsmethode (EPG), waarbij gebruik gemaakt kan worden van de voornorm NVN 7125 Energieprestatienorm Maatregelen op Gebiedsniveau (EMG). Kenmerken van deze bepalingsmethoden zijn:

  • het energiegebruik wordt bepaald onder standaard gebruik- en klimaatcondities;

  • alleen het gebouw gebonden energiegebruik wordt gewaardeerd in de energieprestatie;

  • gebied gebonden maatregelen kunnen - indien aan de orde - met de EMG worden gewaardeerd;

  • de opwekking van energie kan in en buiten het gebouw plaatsvinden;

  • hernieuwbare energiebronnen worden gewaardeerd;

  • het netto energiegebruik wordt bepaald over een jaar.

Artikel 25:3 Subsidiecriteria

Subsidiecriteria, artikel 25:4 Subsidiemethodiek Uit deze artikelen blijkt dat er sprake is van drie ‘perioden’, waarin de subsidie-eisen (EPC) achtereenvolgens zwaarder worden en de subsidiebedragen achtereenvolgens lager worden. Hiermee wordt een stimulans beoogd om plannen vroeg in te dienen. In combinatie met de eis dat de woningen binnen twee jaar na de subsidietoekenning (Toelating of Verlening, zie artikelen 25:6 en 25:7) gereed zijn moet hiervan een woningproductie verhogende werking uitgaan. Met de achtereenvolgende verzwaringen van de EPC-eis wordt bovendien in de pas gelopen met de periodieke aanpassingen van de EPC-eisen in het bouwbesluit. De verwachting is dat vanaf 1 januari 2015 alle nieuwbouwwoningen moeten voldoen aan de eis dat de EPC 0,4 of lager is. Vanaf 1 juli 2014 geldt alleen nog een subsidie voor energie neutrale nieuwbouwwoningen met een GPR ≥ 8. Deze subsidie blijft bestaan tot de eerstvolgende aanpassing van de EPC in het Bouwbesluit na 1 januari 2015.

Artikel 25:3 Subsidiecriteria

Lid 2: Hier is geregeld dat projecten waarvoor andere financiële bijdrage is verkregen, niet voor een subsidie uit hoofde van deze regeling Duurzame Nieuwbouwwoningen in aanmerkingkomen. Met die andere financiële bijdrage wordt gedoeld op ISV- BLS- of stadsvernieuwingsbijdragen, gemeentelijke cofinancieringsconstructies bij provinciale bijdragen, bijzondere grondexploitatieconstructies en dergelijke. In geval van twijfel is het raadzaam van te voren contact op te nemen met de gemeente, afdeling Ruimte & Economie.

Artikel 25:5 Subsidieplafond

Omdat bij de vaststelling van de verordening het subsidieplafond nog niet bekend was, is er voor gekozen dat niet de raad maar het college het subsidieplafond vaststelt. Dit vereenvoudigt bovendien de procedure als er gedurende de looptijd van de regeling wijziging van het subsidieplafond nodig of mogelijk is. De werking van de subsidieregeling eindigt overigens zodra het subsidieplafond wordt overschreden.

Artikel 25:6 en 25:7 Toelichting op de twee Subsidieprocedures

Er is een belangrijk verschil tussen enerzijds projectmatig ontwikkelde koopwoningen en anderzijds koopwoningen in particulier opdrachtgever schap en (complexen) huurwoningen. In artikel 25:6 is de volledige procedure voor projectmatige koopwoningen opgenomen In artikel 25:7 gaat het om de volledige procedure voor koopwoningen in particulier opdrachtgever schap en voor huurwoningen.

afbeelding binnen de regeling

Artikel 25:6 Procedure projectmatig te bouwen koopwoningen

Bij koopwoningen is de woningkoper (eigenaar-bewoner) de subsidiegerechtigde; hij is het immers die de duurzaamheidsmaatregelen betaald heeft. Bij projectmatig te bouwen koopwoningen zijn de kopers op het aanvraagmoment echter nog niet bekend. Bij deze projectmatig ontwikkelde koopwoningen is daarom gekozen voor een systematiek waarbij de ontwikkelaar een (initiële)‘toelating’ tot de regeling aanvraagt/verkrijgt. Toelating betekent hier dat de subsidieverplichting wordt aangegaan en dat de woningen aan de gestelde criteria voldoen. De subsidiegerechtigden zijn echter nog niet bekend omdat doorgaans de woningen in dat stadium nog niet zijn verkocht. Na de oplevering van de woningen kunnen de eigenaar-bewoners dan op basis van dat toelatingsbesluit de subsidie opvragen (vaststellen en uitbetalen) Lid 5: In dit lid wordt geregeld dat voor de indieningsdatum geldt de datum waarop deze compleet en ontvankelijk is. Het indienen van incomplete aanvragen vlak voor het einde van een ‘periode’ (zie artikel 25:4 lid 1) en het completeren van de aanvraag na het begon van de volgende ‘periode’, heeft dus niet als gevolg dat een lagere EPC-eis geldt en een hoger subsidiebedrag. Lid 12: De aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden gedaan door de eigenaar-bewoner, nadat hij in de woning is gaan wonen en zich op dat adres heeft laten inschrijven in het GBA (Gemeentelijke Basis Administratie, voorheen het bevolkingsregister). Die eerste bewoningsdatum moet bij de aanvraag worden opgegeven. Lid 13: Met de mee te zenden ‘kopie van de eigendomsakte’ wordt gedoeld op de notariële akte van de aankoop van de woning c.q. de levering van de grond.

Artikel 25:7 Procedure in het geval van koopwoningen in particulier opdrachtgever schap en huurwoningen.

Bij koopwoningen in particulier opdrachtgever schap is de eigenaar-bewoner de subsidiegerechtigde. Hij is het immers die de duurzaamheidsmaatregelen betaald heeft. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor huurwoningen. De initiële aanvraag kan in deze gevallen dus dadelijk leiden tot een subsidieverlening. Dat is meer dan een ‘toelating’ zoals bij projectmatige koopwoningen. De subsidieverplichting kan op basis van die aanvraag worden aangegaan en de subsidiegerechtigde staat dan ook al vast. Na oplevering van de woningen kan de subsidie worden vastgesteld en uitbetaald. In beide gevallen geldt dat de aanvraag wordt ingediend nadat de omgevingsvergunning is verleend, dan zijn alle relevante duurzaamheidseigenschappen van de woning immers vastgelegd. De ontwikkelaar/opdrachtgever moet de woning realiseren overeenkomstig het plan waarvoor de omgevingsvergunning is afgegeven. Teneinde de woningproductiestimulans veilig te stellen (dit is een van de twee doelen van de subsidieregeling) is bepaald dat de woningen binnen twee jaar na de subsidieverlening moeten zijn opgeleverd. Zonder een dergelijke termijn zou de subsidieverplichting tot in lengte van jaren kunnen blijven bestaan, zonder dat de woning daadwerkelijk tot stand wordt gebracht. Lid 5: In dit lid wordt geregeld dat voor de indieningdatum geldt de datum waarop deze compleet en ontvankelijk is. Het indienen van incomplete aanvragen vlak voor het einde van een ‘periode’ (zie artikel 25:4 lid 1) en het completeren van de aanvraag na het begon van de volgende ‘periode’, heeft dus niet als gevolg dat een lagere EPC-eis geldt en een hoger subsidiebedrag. Lid 11: Voor zowel koopwoningen van particuliere opdrachtgevers als voor huurwoningen geldt dat de aanvraag tot vaststelling moet worden gedaan na de oplevering van de woningen. Bij de koopwoningen kan dat worden aangetoond door de inschrijving in het GBA. Voor huurwoningen geldt dat de oplevering moet zijn gemeld aan de afdeling Toezicht en Handhaving. Daartoe wordt er bij de omgevingsvergunning een gereedmeldingsbriefje verstrekt; het is dus van belang dit gereedmeldingsbriefje daadwerkelijk in te zenden als de woningen zijn opgeleverd. (Overigens geldt ook alle opdrachtgevers (ook de ontwikkelaars van koopwoningen en particuliere opdrachtgevers) dat het de bedoeling is dat het gereedmeldingsbriefje wordt ingediend bij de oplevering.

HOOFDSTUK 26 ACTIVITEITENREGELING SCHOON ZWOLLE

Artikel 26.1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Partijen: Onder partijen wordt verstaan:

  • 1.

    Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich de behartiging van de belangen van ideële en/of materiële aard van (een deel van) de bevolking van de gemeente Zwolle (c.q. de regio) ten doel stelt.

  • 2.

    Partijen vallend onder de Standaard Bedrijfs-Indeling (SBI) code P85 Onderwijs, R90/R91/R93 Cultuur, sport en recreatie, S949 Levensbeschouwelijke en politieke organisaties, overige belangen- en ideële organisaties en hobbyclubs.

  • 3.

    schoolbesturen van het door het Rijk bekostigde scholen in het basisonderwijs;

  • 4.

    niet-commerciële sportbedrijven die bestuurlijk en financieel verbonden zijn aan de gemeente;

  • 5.

    culturele algemeen nut beogende instellingen;

  • 6.

    stichtingen, verenigingen of coöperaties met een publieksfunctie, zijnde buurthuis, dorpshuis, wijkcentrum of gemeenschapscentrum;

 

  • b.

    Activiteit: De activiteit levert een aanvulling op de reeds bestaande dienstverlening op het gebied van huishoudelijk afval, grondstoffen en/of reiniging van de openbare ruimte.

  • c.

    Beleidsterrein: Een door de raad als zodanig aangemerkt geheel van samenhangende activiteiten gericht op huishoudelijke afval, grondstoffen en/of reiniging van de openbare ruimte in de gemeente Zwolle.

Artikel 26.2 Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd om:

  • a.

    Aanvullende activiteiten van partijen op het gebied van huishoudelijke afval, grondstoffen en/of reiniging van de openbare ruimte in de gemeente Zwolle te ondersteunen en te bevorderen.

  • b.

    Participatie van partijen in de openbare ruimte op het gebied van huishoudelijke afval, grondstoffen en/of reiniging van de openbare ruimte in de gemeente Zwolle te bevorderen.

Artikel 26.3 Activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt

  • 1.

    Er kan subsidie worden verstrekt voor activiteiten als bedoeld in artikel 26.1 lid b van deze verordening, zijnde:

    • a.

      het uitvoeren van plus-taken op het beleidsterrein van huishoudelijke afval- en grondstoffen en/of de reiniging van de openbare ruimte in de gemeente Zwolle;

    • b.

      participatieactiviteiten gericht op het stimuleren van circulariteit van huishoudelijke grondstoffen en/of participatieactiviteiten gericht op het opschonen van de leefomgeving in de gemeente Zwolle;

    • c.

      het delen van kennis en/of hergebruik grondstoffen om zo circulariteit te bevorderen.

  • 2.

    Er wordt geen subsidie verstrekt voor:

    • a.

      activiteiten ten behoeve van de uitvoering van bestaande dienstverlening en opdrachten op het beleidsterrein van huishoudelijke afval- en grondstoffen en/of reiniging van de openbare ruimte in Zwolle.

    • b.

      activiteiten die bestaande arbeid en/of vrijwilligersinitiatieven verdringen.

Artikel 26.4 Subsidie-criteria

Een subsidie kan slechts worden verleend indien wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    de activiteit vindt plaats in de gemeente Zwolle;

  • 2.

    de partij draagt met haar activiteit bij aan het subsidiedoel en het gemeentelijke beleid met betrekking tot huishoudelijke afval- en grondstoffen en/of reiniging van de openbare ruimte in de gemeente Zwolle;

  • 3.

    de subsidieaanvrager werkt bij de uitvoering van de activiteit samen met reeds bestaande organisaties die zich bezig houden met het stimuleren en/of aanbieden van activiteiten ten behoeve van huishoudelijke afval– en grondstoffen en/of reiniging van de openbare ruimte in de gemeente Zwolle;

  • 4.

    de activiteiten leveren een aantoonbare maatschappelijke bijdrage op het beleidsterrein huishoudelijke afval- en grondstoffen en/of reiniging van de openbare ruimte in de gemeente Zwolle;

  • 5.

    er mogen voor de uitvoering van de activiteit geen externe financieringsbronnen beschikbaar zijn;

  • 6.

    indien de aanvrager in de jaren 2022 tot en met 2024 gebruik maakt van de afbouwregeling van de oude papierregeling worden deze bedragen in mindering gebracht op nieuwe aanvragen.

Artikel 26.5 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal € 20,00 per uur voor de inzet van een volwassene en maximaal € 10,00 per uur voor inzet van kinderen tot 18 jaar, gebaseerd op het aantal uur per aangevraagde activiteit in de gemeente Zwolle. Het aantal uren dient in de begroting per categorie weergegeven te worden. De genoemde tarieven worden gedurende de looptijd van de regeling niet geïndexeerd.

  • 2.

    Het maximum subsidiebedrag per aanvrager is € 10.000,00 per kalenderjaar.

  • 3.

    Indien noodzakelijk, kunnen de materiaalkosten om de activiteit uit te kunnen voeren opgenomen worden in de subsidieaanvraag tot een maximumbedrag van € 500,00.

Artikel 26.6 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag voldoet aan de eisen als genoemd in artikel 1:7 van de ASV.

  • 2.

    Bij de aanvraag is gevoegd een activiteitenplan volgens format, een begroting en een door het bestuur van de indienende partij ondertekende verklaring waaruit blijkt hoe de betreffende gesubsidieerde activiteit bijdragen aan het subsidiedoel.

  • 3.

    Aanvragen voor het subsidiejaar 2022 moeten uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het subsidiejaar, zijnde het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd, worden ingediend. Aanvragen voor de jaren daarna moeten uiterlijk 1 september voorafgaand aan het subsidiejaar, zijnde het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd, worden ingediend.

Artikel 26.7 Beoordeling van de aanvragen

  • 1.

    De aanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld.

  • 2.

    De ontvankelijke aanvragen worden door een daartoe ingestelde adviescommissie, met deelnemers van ROVA en het team Afval- en Grondstoffen, beoordeeld en getoetst.

  • 3.

    Aanvragen die aan de subsidiecriteria van deze regeling voldoen worden in onderlinge samenhang gewogen op grond van de volgende criteria:

  • a.

    De bijdrage die het plan levert aan de uitgangspunten van het grondstoffenplan 2017-2020 en de doorontwikkeling van het grondstoffenplan (besluitvorming 23 november 2020).

  • b.

    De inhoudelijk positieve bijdrage aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Bij voorkeur is dit meetbaar op basis van schouwresultaten.

  • c.

    De meerwaarde voor de stad en haar inwoners.

  • d.

    De (positieve) uitstraling naar inwoners.

  • e.

    De samenhang met andere partijen in de openbare ruimte.

Artikel 26.8 Subsidieverlening & vaststelling

  • 1.

    Toekenning van subsidie vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

  • 2.

    Het besluit tot subsidievaststelling wordt genomen binnen 8 weken na de begrotingsbehandeling van de gemeente Zwolle.

Artikel 26.9 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college heeft voor deze regeling een subsidieplafond vastgesteld per jaar van € 45.900, in het jaar 2022, € 91.800,- in het jaar 2023, € 137.700,- in het jaar 2024 en € 183.600,- voor het jaar 2025 en verder.

  • 2.

    Indien, na toetsing van de adviescommissie, de te honoreren aanvragen het subsidieplafond overschrijden, wordt het beschikbare subsidiebudget verhoudingsgewijs verdeeld over alle aanvragen.

Artikel 26.10 Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidie wordt geweigerd indien niet voldaan wordt aan hetgeen in deze verordening is gesteld.

  • 2.

    Ook de weigeringsgronden als bedoeld in Afdeling 1.4 van de Algemene Subsidieverordening Zwolle en de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.

Artikel 26.11 Nadere voorschriften

Het college van burgemeester en wethouders kan betreffende de in artikel 26.4 vermelde criteria nadere voorschriften vaststellen. Zie hiervoor ook de Algemene subsidieverordening Zwolle.

Artikel 26.12 Hardheidsclausule

Het college kan de bepalingen in deze subsidieregeling in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen en de doelstelling van deze verordening.

Artikel 26.13 Overgangsbepaling

Schriftelijke verzoeken om uitbetaling die betrekking hebben op inzameling van oud papier conform de oude Oud-papierregeling worden separaat afgehandeld.

Artikel 26.14 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als “Hoofdstuk 26 ASV, Activiteitenregeling Schoon Zwolle”.

Artikel 26.15 Slotbepaling

Deze regeling treedt in werking op 1 oktober 2021.

 

Hoofdstuk 27 Subsidieregeling duurzame ontwikkeling Dieze-Oost Zwolle

Artikel 27:1 Begripsomschrijvingen In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    Subsidiegerechtigde: een particuliere woning-eigenaar of huurder van een particuliere woning (niet zijnde een woningbouwcorporatiewoning), die zijn hoofdverblijf houdt in Dieze-Oost.

  • 2.

    Woning: grondgebonden woning of meergezinswoning

  • 3.

    Eigen dak: dak van de woning waar subsidiegerechtigde zijn hoofdverblijf houdt, gelegen in het gebied Dieze-Oost zoals aangegeven op de kaart in bijlage 1.

  • 4.

    Daken vastgoed (niet zijnde woningen): daken van gebouwen waarin verenigingen, maatschappelijke instellingen of bedrijven gevestigd zijn, gelegen in het gebied Diezerpoort zoals aangegeven op de kaart in bijlage 2.

  • 5.

    Buurtcoöperatie: een bij de KvK ingeschreven organisatie, die is gevestigd in Dieze, met als doelstelling de duurzame ontwikkeling van Dieze en daartoe lidmaatschap met zeggenschap aanbiedt aan de inwoners van Dieze-Oost, PV-systemen verhuurt aan inwoners van Dieze-Oost en daarnaast aanvullende andere diensten binnen Dieze-Oost aanbiedt die bijdragen aan het behalen van de doelstelling van de coöperatie.

  • 6.

    PV-systeem: photo-voltaische panelen voor de opwekking van elektriciteit + omvormer, benodigde bekabeling en netaansluiting.

  • 7.

    Huurovereenkomst zonnepanelen: overeenkomst voor de huur van zonnepanelen waarin het aantal panelen wordt vermeld dat wordt geplaatst/gehuurd, de maandelijkse huur en de huurperiode.

  • 8.

    Regeling Verlaagd Tarief: deze landelijke fiscale regeling wordt ook wel de PostCodeRoos regeling genoemd. Deze regeling biedt vrijstelling van energiebelasting over de energie die de deelnemers in een gezamenlijk project opwekken. Hierbij hoeven de zonnepanelen niet op het eigen dak te liggen, maar kunnen worden geplaatst op daken of grond in de buurt binnen een zogenaamd postcoderoosgebied. Deelnemers ontvangen naar rato van het aantal zonparticipaties jaarlijks een teruggave van energiebelasting die zij betaald hebben over de energie die zij hebben verbruikt.

 Artikel 27.2. Subsidiedoel

Met deze subsidieregeling wordt beoogd om voor particuliere woning-eigenaren en huurders van particuliere woningen (niet zijnde woningbouwcorporatiewoningen) in Dieze-Oost de drempel te verlagen om mee te doen aan de verduurzaming in de wijk en de mogelijkheid gegeven om de energielasten te verlagen door aanleg en verhuur van PV-panelen op eigen dak of op daken van vastgoed (niet zijnde woningen) met gebruikmaking van de Regeling Verlaagd Tarief.

Artikel 27.3. Subsidiecriteria

Een subsidie uit hoofde van dit hoofdstuk wordt slechts verstrekt indien:

  • 1.

    De subsidiegerechtigde lid is van een buurtcoöperatie, en een huurovereenkomst heeft afgesloten met deze buurtcoöperatie voor de verhuur van een PV-systeem op eigen dak of op een dak van vastgoed (niet zijnde woningen) met gebruikmaking van de Regeling Verlaagd Tarief.

  • 2.

    Op het adres van de subsidiegerechtigde nog geen subsidie uit hoofde van dit hoofdstuk is verstrekt.

  • 3.

    Voor het PV-systeem eveneens geen andere financiële bijdrage is verkregen.

  • 4.

    Uit de huurovereenkomst zonnepanelen blijkt dat minimaal 6 m² aan panelen wordt geplaatst en gehuurd.

  • 5.

    Uit de overeenkomst voor beschikbaarstelling dak blijkt dat er overeenstemming is tussen de buurtcoöperatie en de VVE of eigenaar grondgebonden woning of eigenaar vastgoed (niet zijnde woningen) over het gebruik van het dak voor de plaatsing en verhuur van het PV-systeem.

  • 6.

    Uit deze overeenkomst voor beschikbaarstelling dak blijkt dat de zonnepanelen minimaal 15 jaar na de subsidievaststelling eigendom zijn en blijven van de buurtcoöperatie en de PV-panelen ten minste vijf jaar na de subsidievaststelling geplaatst moeten blijven op het aangegeven adres, ook bij verkoop van de woning of het vastgoed (niet zijnde woningen).

Artikel 27.4. Subsidiemethodiek

De subsidie bedraagt € 325,- per paneel van circa 1,5 m² met een minimum van €1.300,- (voor 4 panelen van in totaal 6m2 ) en een maximum van € 1.950,- (voor 6 panelen van in totaal 9m2) per adres; de subsidie moet worden aangewend om te participeren in een aansluiting op een PV-systeem via een huurconstructie met een verhuurder, zijnde een buurtcoöperatie.

Artikel 27.5. Subsidieplafond

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen een subsidieplafond van € 260.000,- voor deze subsidieregeling vast.

  • 2.

    Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van datum van ontvangst.

Artikel 27.6. Procedure

Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvraag tot subsidieverlening wordt namens de subsidiegerechtigde ingediend door de buurtcoöperatie.

  • 2.

    De aanvraag wordt gedaan door middel van volledige invulling en ondertekening van een aanvraagformulier dat door het College van B en W is vastgesteld.

    Indieningsvereisten

  • 3.

    De aanvraag wordt ingediend per adres woning of vastgoed (niet zijnde woningen) waarop de panelen worden geplaatst incl. een overeenkomst voor beschikbaarstelling dak door eigenaar of VVE en gaat per woning waarvoor de subsidie wordt aangevraagd vergezeld van:

    • a.

      Een bewijs van lidmaatschap van de buurtcoöperatie,

    • b.

      Een huurovereenkomst met deze buurtcoöperatie voor de huur van zonnepanelen,

    • c.

      Een ondertekende verklaring dat de subsidie namens de subsidiegerechtigde door de buurtcoöperatie wordt aangevraagd en geïnd.

      De subsidieverlening

  • 4.

    Burgemeester en wethouders nemen binnen vier weken een besluit op de aanvraag tot subsidieverlening.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders leggen de verplichting op dat de plaatsing en aansluiting van het PV systeem binnen vier maanden na subsidieverlening is voltooid; Burgemeester en wethouders kunnen de termijn van vier maanden op verzoek van de aanvrager verlengen met een periode van maximaal 20 maanden indien voorafgaand aan plaatsing van het PV-systeem dakonderhoud of andere relevante onderhouds- of verbouwactiviteiten staan gepland.

    Aanvraag tot Vaststelling van de subsidie

  • 6.

    De aanvraag van een besluit tot Vaststelling van de subsidie wordt namens de in artikel 3, lid 1 genoemde subsidiegerechtigde ingediend door de buurtcoöperatie.

  • 7.

    De aanvraag wordt gedaan door middel van volledige invulling en ondertekening van een aanvraagformulier dat door het College van B en W is vastgesteld.

    Indieningsvereisten

  • 8.

    De aanvraag van een besluit tot Vaststelling van de subsidie wordt gedaan binnen vier maanden na de datum van subsidieverlening, dan wel binnen de periode die Burgemeester en wethouders in het besluit op de aanvraag tot subsidieverlening op verzoek van de aanvrager op grond van art. 6.5 hebben toegekend.

  • 9.

    De aanvraag wordt ingediend per adres woning of vastgoed (niet zijnde woningen) waarop de panelen zijn geplaatst vergezeld van een bewijs van oplevering van het PV-systeem, waarin een opgave van het aantal geplaatste panelen, een duidelijke foto van de geplaatste en geïnstalleerde panelen en, indien sprake is van toepassing Regeling verlaagd tarief, een kopie van de afgegeven ‘certificaten voor verdeling van energie’.

    Het Besluit tot Vaststelling van de subsidie

  • 10.

    Burgemeester en wethouders nemen binnen vier weken een besluit op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 11

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om te controleren dat het PV-systeem is aangelegd overeenkomstig de gegevens die ten grondslag liggen aan de huurovereenkomst.

Artikel 27.7. Inwerkingtreding en looptijd regeling

Deze subsidieregeling treedt in werking de dag na bekendmaking en heeft een looptijd tot 31 december 2020.

Artikelsgewijze toelichting

Art 27.3 lid 3

Indien voor het PV-systeem een andere financiële bijdrage is verkregen, komt deze niet in aanmerking voor een subsidie uit hoofde van deze regeling Duurzame Ontwikkeling Dieze-Oost.. Met een andere financiële bijdrage wordt gedoeld op provinciale duurzaamheidssubsidies of –leningen ten behoeve van het PV-systeem of bijzondere grondexploitatieconstructies.

In geval van twijfel is het raadzaam van te voren contact op te nemen met de gemeente, afdeling Subsidieloket.

Hoofdstuk 28 Beschermd wonen

Artikel 28.1 Begripsbepalingen

In deze subsidiedeelverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -.

    Aanbieder: rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren op grond van de wet.

  • -.

    Accommodatie van een instelling: een woonvoorziening op naam van een instelling waar cliënten met een maatwerkvoorziening beschermd wonen tijdelijk verblijven en die passend is bij de ondersteuningsbehoefte en de herstelgedachte voor cliënten.

  • -.

    Beoordelingskader: kader vastgesteld door het college waarin beschreven wordt hoe de subsidieaanvragen voor extra jaarplekken beschermd wonen worden beoordeeld.

  • -.

    Beschermd wonen: wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; In de regio IJssel-Vecht voorkomend in twee vormen, namelijk 1) beschermd wonen 24/7 (begeleiding en toezicht is 24/7 beschikbaar op de locatie en in staat direct die begeleiding te bieden aan cliënten die nodig is) en 2) begeleid wonen (begeleiding vindt op afgesproken tijden plaats (planbare zorg) en is 24 uur per dag (telefonisch) oproepbaar en waar nodig binnen 30 minuten ter plaatse om die begeleiding te bieden aan cliënten die nodig is Er is hier ook regelmatig contact met de cliënt om na te gaan hoe het gaat met de cliënt (signalerende functie).

  • -.

    Centrumgemeente: gemeente als bedoeld in artikel 1 onder f van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.

  • -.

    Extra jaarplek: jaarplek waarvoor subsidie wordt aangevraagd, maar die in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar niet gesubsidieerd werd. De jaarplek moet voldoen aan de criteria genoemd in het voor het subsidiejaar geldende beoordelingskader voor extra jaarplekken, zoals bedoeld in artikel 28.8 lid 1.

  • -.

    Incidentele cliëntgebonden subsidie: subsidie die aan een aanbieder wordt verleend indien de maatwerkvoorziening beschermd wonen voor een bepaalde cliënt in 2022 of eerder is gestart en waarvoor een incidentele cliëntgebonden subsidie of een spoedplek subsidie is verleend.

  • -.

    Jaarplek beschermd wonen: structurele plek beschermd wonen die in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar ook (structureel) gesubsidieerd werd.

  • -.

    Overbruggingssubsidie 18-jarigen: subsidie die aan een aanbieder wordt verleend voor jongeren die in de subsidieperiode de leeftijd van 18 jaar bereiken (en aan wie een geldige toekenningsbeschikking voor beschermd wonen is verleend).

  • -.

    Regio IJssel-Vecht: Samenwerkingsverband van gemeenten bestaande uit de gemeenten Dalfsen, Kampen, Ommen, Hardenberg, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle.

  • -.

    Spoedplekken: plekken die nodig zijn voor cliënten met een toekenningsbeschikking beschermd wonen en een acute en spoedeisende zorgvraag waarin met de beschikbare reguliere jaarplekken niet direct kan worden voorzien, dit ter beoordeling van de Centrale Toegang.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle, de algemene subsidieverordening Zwolle en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 28.2 Subsidiedoel

  • 1.

    Het verstrekken van subsidie op basis van deze verordening heeft als doel te waarborgen dat cliënten beschermd wonen hun ondersteuning in natura bij een aanbieder kunnen verzilveren.

Artikel 28.3 Subsidieaanvrager

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd door een aanbieder die beschermd wonen aanbiedt ten behoeve van cliënten met een geldige toekenningsbeschikking van de Centrale Toegang voor beschermd wonen van een gemeente uit de regio IJssel-Vecht.

  • 2.

    De aanbieder voldoet aan de vereisten zoals opgenomen in de Wmo 2015.

  • 3.

    De aanbieder verleent zelf de maatwerkvoorzieningen; indien voor leden van een coöperatie een subsidieaanvraag wordt ingediend, worden de leden gezien als een aanbieder zoals genoemd in artikel 28.3 lid 1. De leden voldoen individueel aan de vereisten zoals opgenomen in de Wmo 2015.

  • 4.

    Het College kan nadere regels stellen ten aanzien van de vereisten om voor subsidiëring beschermd wonen in aanmerking te komen.

Artikel 28.4 Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanbieder maakt bij de aanvraag tot subsidieverlening gebruik van een door het College vastgesteld aanvraagformulier voor beschermd wonen en een ingevuld format ter onderbouwing van de aanvraag, alsmede de voorgeschreven bijlagen.

  • 2.

    Tenzij het College anders bepaalt, moeten aanvragen tot subsidieverlening voor beschermd wonen voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, worden ingediend.

  • 3.

    Bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening wordt een prognose ingediend van het te verwachten aantal benodigde jaarplekken voor een voorziening beschermd wonen op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd en de daarbij te verwachten kosten.

  • 4.

    Voor de structurele jaarplekken beschermd wonen geldt dat voor het kalenderjaar waarvoor de aanvraag wordt ingediend maximaal een aanvraag ingediend kan worden ter hoogte van het aantal structureel gesubsidieerde jaarplekken uit het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 5.

    Bij de subsidieaanvraag dient tevens een prognose te worden gegeven van de instroom van jongeren die in het subsidiejaar de leeftijd van 18 jaar bereiken en in het subsidiejaar niet meer onder de Jeugdwet vallen en waarvoor aansluitend beschermd wonen bij de huidige aanbieder noodzakelijk is. Deze jongeren moeten beschikken over een toekenningsbeschikking voor beschermd wonen (Wmo), aansluitend op de aflopende toekenningsbeschikking op grond van de Jeugdwet. Voor deze jongeren wordt een overbruggingssubsidie 18-jarigen toegekend.

  • 6.

    In het geval een beoordelingskader voor extra plekken beschermd wonen, zoals bedoeld in artikel 28.8, is vastgesteld, moet de aanvraag worden voorzien van een onderbouwing die voldoet aan de criteria die gesteld zijn in dat beoordelingskader.

  • 7.

    Indien een aanbieder reeds een incidenteel cliëntgebonden subsidie beschermd wonen of een subsidie voor een spoedplek ontvangt in 2022 én de toekenningsbeschikking van de betreffende cliënt eindigt in 2023 of later, mag voortzetting van deze incidentele cliëntgebonden subsidie voor het subsidiejaar 2023 worden aangevraagd.

Artikel 28.5 Opschorting beslissing op subsidieaanvraag

  • 1.

    Indien de aanbieder of de accommodatie van een instelling, voor indiening van de aanvraag tot subsidieverlening, dan wel gedurende de behandeling van de aanvraag om subsidieverlening, onderwerp is van een onderzoek op grond van de Wet Bibob, een onderzoek uitgevoerd door of in opdracht van een gemeente of door de aangewezen toezichthouder Wmo, een onderzoek door een Inspectie-instelling, het Zorgkantoor, een zorgverzekeraar of een onderzoek door de politie of het Openbaar Ministerie, is het College bevoegd om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten gedurende de periode van het onderzoek

  • 2.

    Het College kan op grond van de subsidieaanvraag besluiten dat een onderzoek van de toezichthouder Wmo noodzakelijk is voor de beoordeling van de subsidieaanvraag en het College is bevoegd om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten gedurende de periode van het onderzoek.

  • 3.

    Indien n.a.v. lid 1 of 2 het College de aanbieder verzoekt een verbeterplan op te stellen en uit te voeren kan de beslissing op een subsidieaanvraag worden opgeschort tot het moment dat het verbeterplan is uitgevoerd en de genomen maatregelen als voldoende beoordeeld worden door het College.

Artikel 28.6 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieaanvraag kan, naast de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en artikel 1.21 van de ASV, geweigerd worden indien:

    • a.

      naar het oordeel van het College de continuïteit van de te subsidiëren activiteiten onvoldoende door de subsidieaanvrager kan worden gewaarborgd.

    • b.

      naar het oordeel van het College onvoldoende wordt aangetoond dat de ondersteuning voldoet aan de kwaliteitseisen, zoals nader omschreven in de bijlage Kwaliteitseisen maatwerkvoorzieningen Wmo, behorend bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning.

    • c.

      de subsidieaanvrager een aanwijzing, maatregel of boete opgelegd heeft gekregen van een gemeente of van een van de instanties zoals genoemd in artikel 28.5 in de periode van drie jaar voorafgaand aan het jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of de inzet van de ondersteuning;

    • d.

      de subsidieaanvrager in een periode van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of de inzet van de ondersteuning bij rechterlijke uitspraak onherroepelijk is veroordeeld.

    • e.

      de aanbieder zich niet heeft gehouden aan de gestelde eisen met betrekking tot aanvraag, tussenrapportage en verantwoording van de subsidie, in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of aan de inzet van de ondersteuning.

    • f.

      één of meerdere leden van de coöperatie niet voldoen aan de subsidie-eisen.

Artikel 28.7 Subsidieplafonds

  • 1.

    Jaarlijks stelt het College subsidieplafonds vast voor jaarplekken beschermd wonen, incidenteel cliëntgebonden subsidies en overbruggingssubsidies 18-jarigen.

  • 2.

    Indien het totaal van de subsidieaanvragen - zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 3 en 4 - het subsidieplafond voor jaarplekken beschermd wonen overschrijdt, wordt bij de subsidieverlening voorrang verleend aan dat deel van de aanvragen voor jaarplekken waarvoor ook subsidie verleend is in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Indien, na toepassing van artikel 28.7 lid 2 van deze verordening, het totaal van de subsidieaanvragen het subsidieplafond van jaarplekken beschermd wonen overschrijdt, wordt het beschikbare subsidiebudget evenredig onder de aanvragen voor reeds eerder gesubsidieerde jaarplekken verdeeld.

  • 4.

    Het College kan een subsidieplafond vaststellen voor extra jaarplekken beschermd wonen. Aanvragen die zijn ingediend worden beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen in het voor dat kalenderjaar geldende beoordelingskader en kunnen gehonoreerd worden tot het maximum van het desbetreffende subsidieplafond.

Artikel 28.8 Beoordelingskader

  • 1.

    Het college kan een beoordelingskader voor het beoordelen van subsidieaanvragen voor extra jaarplekken beschermd wonen vaststellen in de vorm van nadere regels.

Artikel 28.9 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De subsidie voor jaarplekken wordt bepaald door vermenigvuldiging van:

    • a.

      het aantal cliënten dat volgens de prognose van de aanbieder een voorziening beschermd wonen wordt geboden op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening met:

    • b.

      de, door het College, vastgestelde maximale subsidiabele kosten van de voorzieningen voor beschermd wonen waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

  • 2.

    De subsidie voor aanvragen voor een incidentele cliëntgebonden subsidie zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 7 wordt bepaald door:

    • a.

      het aantal cliënten dat reeds een incidenteel cliëntgebonden subsidie beschermd wonen ontvangt bij de desbetreffende aanbieder of een subsidie voor spoedplek ontvangt in 2022 én waarvan de toekenningsbeschikking van de cliënt eindigt in 2023 of later

    • b.

      vermenigvuldiging van het aantal dagen in het subsidiejaar waarop een voorziening beschermd wonen wordt geboden met:

    • c.

      vermenigvuldiging van de, door het College, vastgestelde maximale subsidiabele kosten van de voorziening beschermd wonen waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

  • 3.

    De subsidie voor aanvragen van een overbruggingssubsidie 18-jarigen, zoals bedoeld in artikel 28.4 lid 5 wordt bepaald door vermenigvuldiging van:

    • a.

      het aantal dagen in een subsidiejaar vanaf de dag waarop de cliënt 18 jaar wordt tot einde van de subsidieperiode, met de, door het college, vastgestelde maximale subsidiabele kosten van de voorziening beschermd wonen waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

  • 4.

    Op het moment dat het college gebruik maakt van de bevoegdheid zoals opgenomen in artikel 28.14, lid 2, wijzigt de financieringssystematiek uit de voorgaande leden. Dit betekent dat de subsidie wordt berekend over de periode 1 januari 2023 tot het moment dat de nieuwe financieringssystematiek ingaat.

Artikel 28.10 Subsidievaststelling

  • 1.

    De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten met als maximum het verleend subsidiebedrag en alleen wanneer de activiteiten geleverd zijn en voldaan is aan de subsidievereisten en met inachtneming van de duur van de betreffende toekenningsbeschikkingen voor beschermd wonen.

  • 2.

    Bij een bezettingspercentage lager dan 97% kan het College de subsidie voor structurele jaarplekken lager vaststellen. Uitgangspunt daarbij is dat de subsidie in die gevallen evenredig met het gerealiseerde bezettingspercentage lager wordt vastgesteld.

3. Op het moment dat het college gebruik maakt van de bevoegdheid zoals opgenomen in artikel 28.14, lid 2, wordt de subsidie vastgesteld met in achtneming van artikel 28.9, lid 4 en artikel 28.11, lid 4

Artikel 28.11 Spoedplekken

  • 1.

    Mocht gedurende de subsidieperiode een spoedplaatsing nodig zijn terwijl geen jaarplek vrij is binnen de gesubsidieerde jaarplekken, kan aanvullend een spoedplek gecreëerd worden bij een van de aanbieders met structurele jaarplekken. Een spoedplaatsing en een spoedplek kan alleen op verzoek en ter beoordeling van de Centrale Toegang. Deze aanvullende plek bestaat maximaal tot de einddatum van de toekenningsbeschikking van de betreffende cliënt én indien er een structureel gesubsidieerde jaarplek vrijkomt tot maximaal het moment van vrijkomen van die plek.

  • 2.

    De subsidie voor aanvragen van spoedplekken wordt bepaald door vermenigvuldiging van:

    • a.

      het aantal dagen in het subsidiejaar tot maximaal het einde van de duur van de toekenningsbeschikking van de cliënt op grond waarvan de spoedplek beschermd wonen wordt geboden, of tot het moment dat de cliënt kan instromen op een structurele jaarplek, met:

    • b.

      de, door het College, vastgestelde maximale subsidiabele kosten van de voorziening beschermd wonen waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

  • 3.

    Het College kan besluiten een subsidieplafond vast te stellen voor noodzakelijke spoedplekken die gedurende het subsidiejaar gerealiseerd moeten worden.

  • 4.

    Op het moment dat het college gebruik maakt van de bevoegdheid zoals opgenomen in artikel 28.14, lid 2, wijzigt de financieringssystematiek uit de voorgaande leden. Dit betekent dat de subsidie wordt berekend over de periode van ingangsdatum indicatie tot het moment dat de nieuwe financieringssystematiek ingaat.

Artikel 28.12 Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het College.

Artikel 28.13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als subsidieverordening beschermd wonen.

Artikel 28.14 Ingangsdatum en looptijd

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    Het college heeft de bevoegdheid om de financieringssystematiek Beschermd wonen op enig moment in 2023 te wijzigen. Op het moment dat het college gebruik maakt van deze bevoegdheid, eindigt de subsidieverstrekking op basis van dit hoofdstuk met ingang van de datum waarop de nieuwe financieringssystematiek ingaat.

  • 3.

    Deze verordening geldt uiterlijk tot en met 31 december 2023.

Artikel 28.15 Overgangsbepaling

Op subsidies die op basis van deze verordening zijn verstrekt, blijft deze verordening van toepassing.

TOELICHTING

Algemeen

Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van taken op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Onderdeel hiervan is het bieden van voorzieningen op het gebied van Beschermd wonen. De basis voor deze subsidiëring dient in een subsidieverordening te liggen omdat voor subsidiering een wettelijke grondslag vereist is. De uitvoering van de subsidieverordening ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Een subsidieverordening bevat de procedurele eisen en criteria die in het kader van de subsidiëring worden gesteld. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen waar een aanvraag aan moet voldoen, welke kosten subsidiabel zijn en welke termijnen van toepassing zijn.

Wijziging financieringssystematiek

Binnen de regio IJssel-Vecht is gekeken naar een andere mogelijkheid van financiering voor de voorzieningen op het gebied van Beschermd wonen. In 2023 wordt het product Beschermd wonen aanbesteed. Dit houdt in dat de subsidiëring overgaat naar een contractering. De gewenste ingangsdatum van de nieuwe contractering is 1 juli 2023. Vanaf het moment dat de overstap gaat plaatsvinden naar een nieuwe financieringssystematiek stopt de subsidiëring voor dit product.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 28.2 Subsidiedoel

De gemeente Zwolle is op grond van de Wmo 2015 verplicht beschermd wonen aan te bieden in de regio IJssel-Vecht. Een cliënt met een geldige toekenning van een gemeente uit de regio IJssel-Vecht kan deze ondersteuning verzilveren via een pgb of in natura (zin). Deze verordening maakt verzilvering in natura mogelijk.

Artikel 28.3 Subsidieaanvrager

In artikel 28.3 wordt aangegeven wie subsidie kan aanvragen. In lid 2 wordt aangegeven dat de aanbieder moet voldoen aan de vereisten zoals opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Dit is van belang omdat in de Wmo 2015 alle eisen zijn opgenomen die vereist zijn bij het bieden van voorzieningen in het kader van de Wmo 2015. Zoals dat de voorziening in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt geboden. Deze wettelijke vereisten zijn nader uitgewerkt in de verordening maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 28.4 Aanvraag tot subsidieverlening

In artikel 28.4 wordt, in aanvulling op en in afwijking van de algemene subsidieverordening Zwolle, het proces beschreven voor de aanvraag tot subsidieverlening. Hierbij is in afwijking van hoofdstuk 1 van de algemene subsidieverordening gekozen voor 1 oktober als indieningstermijn.

Mocht gedurende het kalenderjaar een cliënt die een structurele jaarplek beschermd wonen ontvangt uitstromen naar de Wet Langdurige Zorg, dan dient deze structurele jaarplek beschikbaar te blijven voor een Wmo plek beschermd wonen. Bij uitstroom van een client naar de Wet Langdurige Zorg, wordt deze plek dus opnieuw ingevuld door een client die beschikt over een geldige toekenningsbeschikking beschermd wonen van de GGD.

Bij het aantal structurele jaarplekken waarvoor subsidie wordt aangevraagd, is het aantal cliënten dat in het komende subsidiejaar 18 jaar wordt en die niet meer onder de Jeugdwet valt en waarvoor aansluitend beschermd wonen bij de aanbieder noodzakelijk is, niet inbegrepen. Voor deze cliënten wordt een overbruggingssubsidie 18-jarigen aangevraagd. Voor het instromen op een plek beschermd wonen met een overbruggingssubsidie, dient de cliënt te beschikken over een geldige toekenningsbeschikking van de GGD aansluitend op het aflopen van de Jeugdwet toekenning. Indien deze 18 jarige kan instromen op een structurele jaarplek bij een aanbieder, gaat dat voor op het verlenen van een overbruggingssubsidie 18-jarigen. De overbruggingssubsidie wordt verleend voor de periode vanaf het moment dat de cliënt 18 wordt, tot einde van het subsidiejaar. Bij de subsidievaststelling wordt de subsidie vastgesteld ter hoogte van de werkelijke kosten van de ondersteuning gedurende de looptijd van de toekenningsbeschikking(en) van de GGD aan deze desbetreffende cliënt en zo lang er nog geen structureel gesubsidieerde jaarplek bij een aanbieder beschikbaar is.

Een incidentele cliëntgebonden subsidie wordt bevoorschot voor het gehele kalenderjaar. Van aanbieders beschermd wonen wordt verwacht dat zij in hun subsidieaanvraag voor het komende kalenderjaar aangeven welke cliënten in 2022 of eerder een incidenteel cliëntgebonden subsidie of spoedsubsidie hebben ontvangen en waarvan de toekenningsbeschikking van de client eindigt in 2023 of later. Wanneer gedurende het subsidiejaar de toekenningsbeschikking van de client wordt verlengd, dient deze wijziging te worden doorgegeven aan zowel de GGD als het subsidieloket. Omdat de incidenteel cliëntgebonden subsidie voor het gehele kalenderjaar wordt voorschot, hoeft hiervoor vervolgens geen nieuwe incidentele cliëntgebonden subsidie te worden verleend.

Artikel 28.5 Opschorten beslissing op subsidieaanvraag

Een subsidieaanvrager kan onderwerp van onderzoek zijn bij meerdere instanties of instellingen. Dergelijke onderzoeken richten zich vaak op de kwaliteit van de verleende zorg en worden ingesteld naar aanleiding van meldingen, signalen of klachten over de verleende zorg aan cliënten. Zo lang een dergelijk onderzoek loopt is het niet wenselijk om vooruitlopend op de uitkomsten van dit onderzoek een beslissing op de ingediende subsidieaanvraag te nemen. In dit artikel is daarom de bevoegdheid opgenomen om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten tot het moment waarop het onderzoek is afgerond en eventuele verbetermaatregelen naar tevredenheid van het College zijn uitgevoerd.

Artikel 28.6 Aanvullende weigeringsgronden

In de (subsidie) praktijk is er behoefte aan meer weigeringsgronden dan de gronden die in artikel 1.21 van de algemene subsidieverordening Zwolle en artikel 4:35 Awb worden genoemd. Zo maakt artikel 28.6 lid 1 het mogelijk om aanvragen van aanbieders waarbij twijfel is over de kwaliteit van de ondersteuning of waarvan is gebleken dat ze ondersteuning bieden die niet aan de kwaliteitseisen voldoet, te weigeren. De continuïteit en de kwaliteit van de ondersteuning wordt onder meer beoordeeld aan de hand van de documenten en gegevens die moeten worden ingeleverd bij de subsidieaanvraag. Deze worden genoemd in artikel 28.4 en in de nadere regels die op grond van artikel 28.3 lid 4 door het College zijn vastgesteld.

Indien er twijfel over de kwaliteit van de ondersteuning is of als er onvoldoende beeld over de kwaliteit van de ondersteuning is, bijvoorbeeld omdat het een nieuwe subsidieaanvrager betreft, kan het College ook beslissen tot het laten uitvoeren van een onderzoek door de toezichthouder Wmo (zie artikel 28.5).

Zorgaanbieders kunnen, afhankelijk van hun financiering, onderwerp van onderzoek zijn door verschillende inspecties en toezichthouders, zoals gemeenten, Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Zorgkantoren en zorgverzekeraars. Deze onderzoeken vinden onder meer plaats naar aanleiding van meldingen, signalen of klachten over onvoldoende kwaliteit of gebrekkige dienstverlening aan cliënten. De uitkomsten van deze onderzoeken kunnen leiden tot het opleggen van maatregelen, aanwijzingen of (bestuurlijke) boetes door voornoemde instanties.

Lid 1c geeft aan dat een opgelegde maatregel, aanwijzing of boete een weigeringsgrond kan opleveren bij een subsidieaanvraag. Onder een maatregel van de gemeente kan een intrekking of wijziging van een eerdere subsidiebeschikking ten nadele van de subsidieontvanger of een weigering van een eerdere subsidieaanvraag worden begrepen.

Lid 1d heeft betrekking op onherroepelijke veroordelingen van de aanvrager op grond van het overtreden van de wet. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan veroordelingen voor strafbare feiten zoals genoemd in artikel 2.86 lid 2 en 6 van de Aanbestedingswet.

Artikel 28.7 Subsidieplafond

Jaarlijks wordt door het college een subsidieplafond voor beschermd wonen vastgesteld. Mocht het subsidieplafond voor plekken beschermd wonen naast de structurele jaarplekken worden overschreden dan wordt elke aanbieder evenredig gekort. Evenredig wil zeggen procentueel naar het maximaal te subsidiëren bedrag. Hierbij wordt rekening gehouden met de door het college vastgestelde tarieven voor een jaarplek beschermd wonen.

Artikel 28.8 Beoordelingskader

Deze aanvragen worden beoordeeld aan de hand van het door het College vastgestelde beoordelingskader voor het betreffende subsidiejaar. Met het beoordelingskader wordt maximaal gestuurd op de aansluiting van extra jaarplekken op de door het College geconstateerde ondersteuningsbehoefte.

Artikel 28.9 Subsidiemethodiek

De subsidiemethodiek wordt door het College vastgesteld. Volgens de Algemene subsidieverordening is het college bevoegd subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de voor subsidie in aanmerking komende voorzieningen kan voorzien. Het College kan hiervoor nadere regels opstellen.

Op het moment dat de nieuwe financieringssystematiek in werking treedt, stopt de subsidie voor de jaarplekken Beschermd wonen, de incidentele cliëntgebonden subsidie en de overbruggingssubsidie 18-jarigen. De financiering voor deze plekken vindt dan plaats volgens de voorwaarden van de nieuwe aanbesteding.

Artikel 28.10 Subsidievaststelling

De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten behorend bij de toekenningsbeschikking van de GGD die van toepassing is. De reeds verleende subsidie geeft daarbij het maximum aan. Bij de vaststelling van de subsidie wordt een bezettingspercentage van 97% geaccepteerd. Een lagere bezettingspercentage dan 97% moet worden toegelicht. Zonder aannemelijke uitleg of toelichting kan de subsidie bij vaststelling evenredig lager vastgesteld worden. Bijvoorbeeld: in het geval een bezetting van 95% gerealiseerd is, kan het College de subsidie op maximaal 95% van de verleende subsidie vaststellen.

Op het moment dat de nieuwe financieringssystematiek in werking treedt, wordt deze ingangsdatum gehanteerd als einddatum voor de subsidie.

Voorbeeld: als het nieuwe financieringssysteem op 1 juli 2023 ingaat dan mogen de werkelijke kosten, die gemaakt zijn tot 1 juli 2023, worden opgevoerd in de verantwoording. Het maximum verleende subsidiebedrag voor 2023 wordt berekend op basis van het aantal dagen tot 1 juli 2023 in dit voorbeeld. De kosten die hoger uitvallen dan het maximum verleende subsidiebedrag worden niet gehonoreerd. De bezettingspercentages zijn van toepassing voor de periode tot 1 juli 2023 in dit voorbeeld.

Artikel 28.11 Spoedplekken

Cliënten met een toekenningsbeschikking beschermd wonen kunnen op een structurele jaarplek geplaatst worden zodra een passende plek beschikbaar is. Als er geen plekken bij een aanbieder vrij zijn, worden cliënten op een wachtlijst geplaatst tot een structurele jaarplek vrijkomt. Om mogelijk te maken dat cliënten met een acute zorgvraag toch snel geplaatst kunnen worden bij een voor hen zorgvraag passende aanbieder wordt het mogelijk dat tijdelijk een spoedplek bij deze aanbieder gecreëerd wordt totdat de cliënt op een vrijkomende structurele jaarplek kan instromen. De beoordeling van spoed en passendheid van de zorgaanbieder is ter beoordeling aan de Centrale Toegang.

Op het moment dat de nieuwe financieringssystematiek in werking treedt, stopt de subsidie voor de betreffende spoedplek. De financiering voor de spoedplek vindt dan plaats volgens de voorwaarden van de nieuwe aanbesteding.

Artikel 28.12 Hardheidsclausule

Wanneer helemaal geen mogelijkheden zijn binnen de bestaande jaarplekken of geen beroep kan worden gedaan op de andere subsidiëringsmogelijkheden (zoals overbruggingssubsidie of subsidie spoedplek ) en er naar het oordeel van de Centrale Toegang sprake is van een ‘onwenselijke’ situatie ten aanzien van een specifieke cliënt, kan het College gebruik maken van de hardheidsclausule. Met het opnemen van de hardheidsclausule heeft het College de mogelijkheid een besluit te nemen over de gevallen waarin hoofdstuk 28 van deze verordening niet voorziet.

Artikel 28.14 Ingangsdatum en werking

De subsidieverstrekking op basis van deze verordening stopt op het moment dat de nieuwe financieringssystematiek in werking treedt voor de voorziening Beschermd wonen. Dit geldt voor alle lopende subsidies die zijn afgegeven voor het jaar 2023 voor de voorziening Beschermd wonen. Deze verordening geldt uiterlijk tot en met 31 december 2023.

Artikel 28.15 Overgangsbepaling

Ondanks het feit dat deze verordening geldt tot uiterlijk 31 december 2023, valt de afwerking van de subsidieverlening onder deze verordening. Dit betreft onder andere dat de verantwoordingen over het jaar 2022 geschiet volgens de bepalingen die zijn opgenomen in deze verordening, zoals het aanleveren van het activiteitenverslag, de financiële verantwoording, de vaststelling van het definitieve subsidiebedrag, bezwaar en beroep en dergelijke.

HOOFDSTUK 31 Corona - noodsteun faciliterende en presenterende instellingen cultuur

Artikel 31.1 Begripsomschrijving

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • 1.

    Faciliterende instelling: een instelling die een faciliterende rol speelt in de culturele infrastructuur van Zwolle, bijvoorbeeld door het verhuren van atelierruimte of repetitieruimte aan makers van artistieke producten of diensten, of door het verhuren van ruimten met een sterke cultuurhistorische waarde of het aanbieden van diensten die bijdragen aan het uitdragen van de cultuurhistorie van Zwolle;

  • 2.

    Presenterende instelling: een instelling die binnen de culture infrastructuur van Zwolle bijdraagt aan het presenteren van artistieke producten en uitingen;

  • 3.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 31.2 Subsidiedoel

Het verstrekken van subsidie op grond van dit hoofdstuk heeft als doel:

Bij te dragen aan de geleden exploitatieschade als gevolg van de Corona-crisis onder faciliterende of presenterende instellingen en hen hiermee in staat te stellen de reguliere activiteiten zo veel mogelijk voort te zetten en daarmee hun rol binnen de culturele infrastructuur van Zwolle te behouden ten gunste van het culturele klimaat.

Artikel 31.3 Subsidieaanvrager

De subsidie kan alleen worden aangevraagd door:

  • 1.

    Instellingen zoals omschreven in artikel 31:1 lid 1 en 2 die hun hoofdactiviteiten uitvoeren in Zwolle en een rechtspersoon zijn.

Artikel 31.4 Subsidiecriteria

  • 1.

    Uit de exploitatierekening van de instelling over de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd, blijkt een financieel tekort als gevolg van de corona-crisis;

  • 2.

    Indien subsidie aangevraagd wordt voor een lopend boekjaar; een realistische inschatting van de voorlopige resultaten van de exploitatierekening over het lopende boekjaar;

  • 3.

    De instellingen heeft aantoonbaar maatregelen getroffen om het exploitatietekort ontstaan door de corona-crisis te beperken.

Artikel 31.5 Niet subsidiabel

Niet subsidiabel zijn:

  • 1.

    Instellingen die een financiële bijdragen hebben ontvangen van het Rijk uit een steunpakket specifiek bedoeld voor de culturele sector, zoals aangekondigd in de Kamerbrief Aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector (d.d. 15 april 2020 met kenmerk: 24085813) of naar aanleiding van het advies van de Raad voor Cultuur over het toekennen van een overbruggingssubsidie (brief met kenmerk RVC.2020-1582 d.d. 6 november 2020);

  • 2.

    Instellingen waarvan meer dan 65% van hun inkomsten op jaarbasis bestaat uit structurele subsidie van de gemeente Zwolle.

Artikel 31.6 Subsidiemethodiek

  • 1.

    De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van de hoogte van het negatieve resultaat op de exploitatierekening van het boekjaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • 2.

    In het geval het totaal aan ingediende aanvragen het vastgestelde subsidieplafond voor deze regeling overschrijdt, wordt berekend met welk percentage de aanvragen het subsidieplafond overschrijden. Dit percentage wordt vervolgens toegepast op het bedrag dat in de aanvraag wordt benoemd zodat het aangevraagde bedrag met dit percentage naar beneden wordt bijgesteld en als basis voor de subsidieverlening dient. Met als resultaat dat het totaal aan te verstrekken subsidies binnen het maximaal totaal beschikbaar budget blijft;

  • 3.

    Het aan te vragen subsidiebedrag dient te worden gespecificeerd per boekjaar; aanvrager kan een aanvraag indienen voor de schade zoals omschreven in artikel 31.4 lid 1 over een afgerond boekjaar en/of over een lopend boekjaar.

Artikel 31.7 Subsidieplafond

Het college stelt het subsidieplafond voor de uitvoering van deze subsidieregeling vast.

Artikel 31.8 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Het college stelt de datum waarop de aanvragen moeten zijn ingediend vast;

  • 2.

    Een subsidieaanvraag wordt in behandeling genomen nadat de indieningsdatum zoals bedoeld in het eerste lid is verstreken. Een aanvraag die na deze datum wordt ingediend wordt niet in behandeling genomen;

  • 3.

    Een subsidieaanvraag wordt in behandeling genomen indien bij de aanvraag de volgende documenten zijn bijgevoegd:

    • a.

      Een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier;

    • b.

      Oprichtingsstatuten;

    • c.

      Recent uittreksel Kamer van Koophandel;

    • d.

      Voor een subsidieaanvraag over een tekort op de exploitatierekening van een afgerond boekjaar: de jaarrekeningen van de twee meest recent afgesloten boekjaren goedgekeurd door het bestuur, raad van toezicht of algemene ledenvergadering waarin decharge wordt verleend aan de penningmeester;

      • i.

        Voor subsidieaanvragen vanaf in totaal 30.000 euro geldt daarnaast dat afhankelijk van het aangevraagde bedrag de jaarrekeningen dienen te worden voorzien van een accountantsverklaring van het type zoals omschreven in artikel 1:22 lid 4, 5 en 6 van de Algemene Subsidie Verordening;

    • e.

      Voor subsidieaanvragen over een tekort op de exploitatiebegroting voor een lopend boekjaar: de jaarrekeningen van de twee meest recente afgesloten boekjaren en een voorlopige exploitatiebegroting van het boekjaar waarover subsidie aangevraagd wordt, goedgekeurd door het bestuur, raad van toezicht of algemene ledenvergadering;

      • i.

        Aanvrager dient hiervoor gebruik te maken van het begrotingsformulier dat als bijlage bij het aanvraagformulier wordt gevoegd;

      • ii.

        Voor aanvragen vanaf in totaal 30.000 euro moet daarnaast ook worden aangeleverd: Een toelichting op het begrote tekort van het lopende boekjaar.

Artikel 31.9 Subsidieverlening en - vaststelling

  • 1.

    Het college neemt binnen 8 weken na de door het college vastgestelde uiterste indieningsdatum een besluit over de aanvraag;

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde termijn kan met ten hoogste zes weken worden verlengd;

  • 3.

    Bij een subsidieverlening over een afgerond boekjaar vindt de subsidieverlening plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling;

  • 4.

    Bij een subsidieverlening over een lopend boekjaar dient de instelling binnen 4 maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag in tot subsidievaststelling in, welke moet bestaan uit het aanvraagformulier subsidievaststelling en een jaarrekening van dat boekjaar. De jaarrekening dient afhankelijk van het aangevraagde subsidiebedrag te worden voorzien van een accountantsverklaring van het type zoals omschreven in Afdeling 1.5, Artikel 1:22 lid 4, 5, 6 en 7 van de Algemene subsidieverordening;

  • 5.

    Het college beslist binnen 6 maanden op een volledige aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikelsgewijze toelichting:

Artikel 31.4 lid 3: Onder ‘maatregelen’ worden verstaan een lastenverlichting enerzijds en een aantoonbaar beroep op het eigen vermogen anderzijds.

Hoofdstuk 32 Maatschappelijke opvang

Artikel 32.1 Begripsbepalingen

  • In deze subsidiedeelverordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Aanbieder: rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren op grond van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015

  • -

    Accommodatie van een instelling: een woonvoorziening op naam van een instelling waar cliënten met een maatwerkvoorziening maatschappelijke opvang tijdelijk verblijven en die passend is bij de ondersteuningsbehoefte en de herstelgedachte voor cliënten.

  • -

    Centrumgemeente: gemeente als bedoeld in artikel 1 onder f van het Besluit brede doeluitkering sociaal, integratie en veiligheid.

  • -

    Regio IJssel-Vecht: Samenwerkingsverband van gemeenten bestaande uit de gemeenten Dalfsen, Hattem, Kampen, Ommen, Hardenberg, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle.

  • -

    Structurele jaarplek: structurele plek maatschappelijke opvang die voor een volledig kalenderjaar gesubsidieerd wordt en in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar ook (structureel) gesubsidieerd werd.

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwolle, de algemene subsidieverordening Zwolle en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 32.2 Subsidiedoel

  • 1.

    Het verstrekken van subsidie op basis van deze verordening heeft als doel te waarborgen dat cliënten maatschappelijke opvang hun ondersteuning in natura bij aanbieders kunnen verzilveren.

Artikel 32.3 Subsidieaanvrager

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd door een aanbieder die maatschappelijke opvang aanbiedt ten behoeve van cliënten met een geldige toekenningsbeschikking van de Centrale Toegang voor maatschappelijke opvang van een gemeente uit de regio IJssel-Vecht.

  • 2.

    De aanbieder voldoet aan de vereisten zoals opgenomen in de Wmo 2015.

  • 3.

    De aanbieder levert zelf de maatwerkvoorzieningen; indien voor leden van een coöperatie een subsidieaanvraag wordt ingediend, worden de leden gezien als een aanbieder zoals genoemd in artikel 32.3 lid 1. De leden voldoen individueel aan de vereisten zoals opgenomen in de Wmo 2015

  • 4.

    Het College kan nadere regels stellen ten aanzien van de vereisten om voor subsidiëring maatschappelijke opvang in aanmerking te komen.

Artikel 32.4 Aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanbieder maakt bij de aanvraag tot subsidieverlening gebruik van een door het College vastgesteld aanvraagformulier voor maatschappelijke opvang en een ingevuld format ter onderbouwing van de aanvraag, alsmede de voorgeschreven bijlagen zoals omschreven in de nadere regels.

  • 2.

    Tenzij het College anders bepaalt, moeten aanvragen tot subsidieverlening voor maatschappelijke opvang voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, worden ingediend.

  • 3.

    Bij de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening wordt een prognose ingediend van het te verwachten aantal benodigde jaarplekken voor een voorziening maatschappelijke opvang op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor de subsidie wordt gevraagd en de daarbij te verwachten kosten.

  • 4.

    Voor maatschappelijke opvang kan subsidie worden aangevraagd voor maximaal het aantal structurele jaarplekken waarvoor in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verleend.

Artikel 32.5 Opschorting beslissing op subsidieaanvraag

  • 1.

    Indien de aanbieder of de accommodatie van een instelling, voor indiening van de aanvraag tot subsidieverlening, dan wel gedurende de behandeling van de aanvraag om subsidieverlening, onderwerp is van een onderzoek op grond van de Wet Bibob, een onderzoek uitgevoerd door of in opdracht van een gemeente of door de aangewezen toezichthouder Wmo, een onderzoek door een Inspectie-instelling, het Zorgkantoor, een zorgverzekeraar of een onderzoek door de politie of het Openbaar Ministerie, is het College bevoegd om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten gedurende de periode van het onderzoek

  • 2.

    Het College kan op grond van de subsidieaanvraag besluiten dat een onderzoek van de toezichthouder Wmo noodzakelijk is voor de beoordeling van de subsidieaanvraag en het College is bevoegd om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten gedurende de periode van het onderzoek.

  • 3.

    Indien College op basis van een onderzoek zoals bedoeld in lid 1 of 2 de aanbieder verzoekt een verbeterplan op te stellen en uit te voeren kan de beslissing op een subsidieaanvraag worden opgeschort tot het moment dat het verbeterplan is uitgevoerd en de genomen maatregelen als voldoende beoordeeld worden door het College.

Artikel 32.6 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieaanvraag kan, naast de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb en artikel 1.21 van de ASV, geweigerd worden indien:

    • a.

      naar het oordeel van het College de continuïteit van de te subsidiëren activiteiten onvoldoende door de subsidieaanvrager kan worden gewaarborgd.

    • b.

      naar het oordeel van het College onvoldoende wordt aangetoond dat de ondersteuning voldoet aan de kwaliteitseisen, zoals nader omschreven in de bijlage Kwaliteitseisen maatwerkvoorzieningen Wmo, behorend bij de Verordening maatschappelijke ondersteuning.

    • c.

      de subsidieaanvrager een aanwijzing, maatregel of boete opgelegd heeft gekregen van een gemeente of van een van de instanties zoals genoemd in artikel 32.5 lid 1 in de periode van drie jaar voorafgaand aan het jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of de inzet van de ondersteuning;

    • d.

      de subsidieaanvrager in een periode van drie jaar voorafgaand aan de aanvraag en/of de inzet van de ondersteuning bij rechterlijke uitspraak onherroepelijk is veroordeeld.

    • e.

      de aanbieder zich niet heeft gehouden aan de gestelde eisen met betrekking tot aanvraag, tussenrapportage en verantwoording van de subsidie, in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag en /of aan de inzet van de ondersteuning.

    • f.

      één of meerdere leden van een coöperatie niet voldoen aan eisen die in deze verordening worden gesteld aan een subsidieaanvraag.

Artikel 32.7 Subsidieplafond

  • 1.

    Jaarlijks stelt het College het subsidieplafond voor subsidiëring maatschappelijke opvang vast.

  • 2.

    Indien het totaal van de subsidieaanvragen - zoals bedoeld in artikel 32.4 - het subsidieplafond overschrijdt, wordt bij de subsidieverlening voorrang verleend aan dat deel van de aanvragen voor jaarplekken waarvoor ook subsidie verleend is in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 3.

    Indien, na toepassing van artikel 32.7 lid 2 van deze verordening, het totaal van de subsidieaanvragen het subsidieplafond overschrijdt, wordt het beschikbare subsidiebudget evenredig onder de aanvragen voor reeds eerder gesubsidieerde jaarplekken verdeeld.

 

    • 1.

      De subsidie voor aanvragen van jaarplekken wordt bepaald door vermenigvuldiging van:

      • a.

        het aantal cliënten dat volgens de prognose van de aanbieder een voorziening maatschappelijke opvang wordt geboden op 1 januari van het kalenderjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening met:

      • b.

        de, door het College, vastgestelde maximale subsidiabele kosten van de voorzieningen voor maatschappelijke opvang waarbij onderscheid kan worden gemaakt in aard en zwaarte van de te bieden voorziening.

    Artikel 32.8 Subsidiemethodiek

    • Artikel 32.9 Subsidievaststelling

    • 1.

      De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten met als maximum het verleend subsidiebedrag mits de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd en aanbieder heeft voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidieverlening zijn verbonden.

    • 2.

      Bij een bezettingspercentage van de jaarplekken lager dan 97% kan het College de subsidie lager vaststellen. Uitgangspunt daarbij is dat de subsidie in die gevallen evenredig met het gerealiseerde bezettingspercentage lager wordt vastgesteld.

      Artikel 32.10 Hardheidsclausule

      In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het College.

      Artikel 32.11 Citeertitel

      Deze verordening wordt aangehaald als subsidieverordening maatschappelijke opvang.

      Artikel 32.12 Ingangsdatum

      Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking

      TOELICHTING

      Algemeen

      Gemeenten zijn vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor de uitvoering van taken op het gebied van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Onderdeel hiervan is het bieden van voorzieningen op het gebied van maatschappelijke opvang. De basis voor deze subsidiëring dient in een subsidieverordening te liggen omdat voor subsidiering een wettelijke grondslag vereist is. De uitvoering van de subsidieverordening ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Een subsidieverordening bevat de procedurele eisen en criteria die in het kader van de subsidiëring worden gesteld. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen waar een aanvraag aan moet voldoen, welke kosten subsidiabel zijn en welke termijnen van toepassing zijn.

      Artikelsgewijze toelichting

      Artikel 32.2 Subsidiedoel

      De gemeente Zwolle is op grond van de Wmo 2015 verplicht maatschappelijke opvang aan te bieden in de regio IJssel-Vecht. Een cliënt met een geldige toekenning van een gemeente uit de regio IJssel-Vecht kan deze ondersteuning verzilveren via een pgb of in natura (zin). Deze verordening maakt verzilvering in natura mogelijk.

      Artikel 32.3 Subsidieaanvrager

      In artikel 32.3 wordt aangegeven wie subsidie kan aanvragen. In lid 2 wordt aangegeven dat de aanbieder moet voldoen aan de vereisten zoals opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Dit is van belang omdat in de Wmo 2015 alle eisen zijn opgenomen die vereist zijn bij het bieden van voorzieningen in het kader van de Wmo 2015. Zoals dat de voorziening in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt geboden. Deze wettelijke vereisten zijn nader uitgewerkt in de verordening maatschappelijke ondersteuning.

      Artikel 32.4 Aanvraag tot subsidieverlening

      In artikel 32.4 wordt, in aanvulling op en in afwijking van de algemene subsidieverordening Zwolle, het proces beschreven voor de aanvraag tot subsidieverlening. Hierbij is in afwijking van de algemene subsidieverordening gekozen voor 1 oktober als indieningstermijn.

      Artikel 32.5 Opschorten beslissing op subsidieaanvraag

      Een subsidieaanvrager kan onderwerp van onderzoek zijn bij meerdere instanties of instellingen. Dergelijke onderzoeken richten zich vaak op de kwaliteit van de verleende zorg en worden ingesteld naar aanleiding van meldingen, signalen of klachten over de verleende zorg aan cliënten. Zo lang een dergelijk onderzoek loopt is het niet wenselijk om vooruitlopend op de uitkomsten van dit onderzoek een beslissing op de ingediende subsidieaanvraag te nemen. In dit artikel is daarom de bevoegdheid opgenomen om de beslissing op een subsidieaanvraag op te schorten tot het moment waarop het onderzoek is afgerond en eventuele verbetermaatregelen naar tevredenheid van het College zijn uitgevoerd.

      Artikel 32.6 Aanvullende weigeringsgronden

      In de (subsidie) praktijk is er behoefte aan meer weigeringsgronden dan de gronden die in artikel 1.21 van de algemene subsidieverordening Zwolle en artikel 4:35 Awb worden genoemd. Zo maakt artikel 32.6 lid 1 het mogelijk om aanvragen van aanbieders waarbij twijfel is over de kwaliteit van de ondersteuning of waarvan is gebleken dat ze ondersteuning bieden die niet aan de kwaliteitseisen voldoet, te weigeren. De continuïteit en de kwaliteit van de ondersteuning wordt onder meer beoordeeld aan de hand van de documenten en gegevens die moeten worden ingeleverd bij de subsidieaanvraag. Deze worden genoemd in artikel 32.4 en in de nadere regels die op grond van artikel 32.3 lid 4 door het College zijn vastgesteld.

      Indien er twijfel over de kwaliteit van de ondersteuning is of als er onvoldoende beeld over de kwaliteit van de ondersteuning is, bijvoorbeeld omdat het een nieuwe subsidieaanvrager betreft, kan het College ook beslissen tot het laten uitvoeren van een onderzoek door de toezichthouder Wmo (zie artikel 32.5).

      Zorgaanbieders kunnen, afhankelijk van hun financiering, onderwerp van onderzoek zijn door verschillende inspecties en toezichthouders, zoals gemeenten, Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Zorgkantoren en zorgverzekeraars. Deze onderzoeken vinden onder meer plaats naar aanleiding van meldingen, signalen of klachten over onvoldoende kwaliteit of gebrekkige dienstverlening aan cliënten. De uitkomsten van deze onderzoeken kunnen leiden tot het opleggen van maatregelen, aanwijzingen of (bestuurlijke) boetes door voornoemde instanties.

      Lid 1c geeft aan dat een opgelegde maatregel, aanwijzing of boete een weigeringsgrond kan opleveren bij een subsidieaanvraag. Onder een maatregel van de gemeente kan een intrekking of wijziging van een eerdere subsidiebeschikking ten nadele van de subsidieontvanger of een weigering van een eerdere subsidieaanvraag worden begrepen.

      Lid 1d heeft betrekking op onherroepelijke veroordelingen van de aanvrager op grond van het overtreden van de wet. Daarbij kan in het bijzonder worden gedacht aan veroordelingen voor strafbare feiten zoals genoemd in artikel 2.86 lid 2 en 6 van de Aanbestedingswet.

      Artikel 32.7 Subsidieplafond

      Jaarlijks wordt door het college een subsidieplafond voor maatschappelijk opvang vastgesteld. Mocht het subsidieplafond voor jaarplekken worden overschreden dan wordt elke aanbieder evenredig gekort. Evenredig wil zeggen procentueel naar het maximaal te subsidiëren bedrag.

      Artikel 32.8 Subsidiemethodiek

      De subsidiemethodiek wordt door het College vastgesteld. Volgens de Algemene subsidieverordening is het college bevoegd subsidie geheel of gedeeltelijk te weigeren indien de subsidieaanvrager zelf in de kosten van de voor subsidie in aanmerking komende voorzieningen kan voorzien. Het College kan hiervoor nadere regels opstellen.

      Artikel 32.9 Subsidievaststelling

      De subsidie wordt vastgesteld op basis van de werkelijke subsidiabele kosten. De reeds verleende subsidie geeft daarbij het maximum aan. Bij de vaststelling van de subsidie wordt een bezettingspercentage van 97% geaccepteerd. Een lagere bezettingspercentage dan 97% moet worden toegelicht. Zonder aannemelijke uitleg of toelichting kan de subsidie bij vaststelling evenredig lager vastgesteld worden. Bijvoorbeeld: in het geval een bezetting van 95% gerealiseerd is, kan het College de subsidie op maximaal 95% van de verleende subsidie vaststellen.

      Artikel 32.10 Hardheidsclausule

      Wanneer helemaal geen mogelijkheden zijn binnen de bestaande jaarplekken of geen beroep kan worden gedaan op de andere subsidiëringsmogelijkheden (zoals overbruggingssubsidie of subsidie spoedplek) en er naar het oordeel van de Centrale Toegang sprake is van een ‘onwenselijke’ situatie ten aanzien van een specifieke cliënt, kan het College gebruik maken van de hardheidsclausule. Met het opnemen van de hardheidsclausule heeft het College de mogelijkheid een besluit te nemen over de gevallen waarin hoofdstuk 32 van deze verordening niet voorziet.

Hoofdstuk 34 Sociale activatie en herstel wetstechnische informatie

Artikel 34:1 Begripsomschrijving

  • 1.

    doelgroep sociale activatie en herstel: Inwoners in de leeftijd van 18 jaar tot aan de AOW-leeftijd die:

    • -

      door een fysieke- of psychische oorzaak in een periode van herstel zitten en opnieuw moeten ontdekken wat ze wel of niet kunnen, of;

    • -

      een psychische kwetsbaarheid hebben, gedragsproblematiek, niet aangeboren hersenletsel (NAH), autisme of een licht verstandelijke beperking, en;

    • -

      moeite hebben om geheel zelfstandig tot betekenisvolle sociale contacten en daginvulling te komen;

  • 2.

    inwoner: Iemand woonachtig in de gemeente Zwolle;

  • 3.

    maatschappelijke participatie: Volwaardig deelnemen aan de samenleving, ongeacht kwetsbaarheid, beperking of culturele achtergrond;

  • 4.

    participatieladder; meetinstrument waarmee je meet in hoeverre iemand participeert in de samenleving. De lader is onderverdeeld in zes treden: van sociaal geïsoleerd tot werkend zonder ondersteuning;

  • 5.

    professional: beroepskracht.

Artikel 34:2 Subsidiedoel

Deze verordening richt zich op de subsidiering van de algemene voorziening Sociale activatie en herstel. Doel van deze verordening is een algemene voorziening in stand houden ten behoeve van de doelgroep Sociale activatie en herstel om hen een zinvolle daginvulling te bieden.

Artikel 34:3 Subsidiale activiteiten

Het college kan subsidie verstrekken voor Sociale activatie en herstel, die bestaat uit één of meer van de volgende subsidiabele activiteiten met prestatie indicatoren per activiteit:

1. Begeleiding en activiteiten

Deze subsidiabele activiteit richt zich op;

  • a.

    begeleiding van de doelgroep naar bestaande welzijn-, sport- of culturele activiteiten zodat inwoners meedoen aan de samenleving of maatschappij;

  • b.

    begeleiding die zich richt op het faciliteren van het zelf organiseren van een activiteit door de deelnemers. Als er bij de opstart intensievere begeleiding nodig is, dan is die altijd gericht op het daarna steeds meer door de deelnemers zelf organiseren;

  • c.

    begeleiding die erop is gericht dat belemmeringen in het bestaande aanbod c.q. activiteiten worden weggenomen voor de doelgroep, zodat iedereen kan deelnemen en maatschappelijke participatie en activatie worden bevorderd;

  • d.

    begeleiding die waar mogelijk wordt gegeven door vrijwilligers en ervaringsdeskundigen die getraind zijn door professionals en door wie een professional geraadpleegd kan worden die bekend is met de doelgroep. Waar nodig ondersteunt de professional. De beschikbaarheid van een professional op het gebied van de beschreven doelgroep is een randvoorwaarde voor partijen die gaan deelnemen aan Sociale activatie en herstel.

  • e.

    Activiteiten die het bestaande aanbod versterken zodat ze geschikt zijn voor de beschreven doelgroep en leiden tot zinvolle daginvulling die aansluit bij hun interesse.

    Prestatie indicatoren:

    • -

      Aantal deelnemers;

    • -

      Aantal deelnemers dat door de begeleiding deel kan nemen aan bestaande reguliere activiteiten;

    • -

      Aantal door de doelgroep zelf georganiseerde activiteiten;

    • -

      Aantal activiteiten aanvullend op het huidige aanbod;

    • -

      Verhouding professionele inzet versus vrijwilligere inzet;

    • -

      Aard en omvang van de ondersteuning in verhouding tot het aantal bereikte deelnemers.

  • 2.

    Competentievergroting vrijwilligers en organisaties

    Deze subsidiabele activiteit richt zich op;

    • a.

      het vergroten van kennis over de doelgroep bij bestaande organisaties, vrijwilligers en professionals;

    • b.

      het kunnen bieden van de juiste begeleiding om drempels weg te nemen, duidelijkheid te bieden en inwoners in een fase van herstel of met een psychische kwetsbaarheid zich welkom te laten voelen. Hierbij wordt waar mogelijk en van meerwaarde, gebruik gemaakt van ervaringsdeskundigheid.

      Prestatie indicatoren:

      • -

        het aantal gegeven instructies;

      • -

        het aantal gegeven trainingen;

      • -

        toename van deelname van de doelgroep op reguliere plekken;

      • -

        Aard en omvang inzet ervaringsdeskundigheid.

        Prestatie indicatoren op kwaliteit en effectiviteit:

        • -

          indicatie van de mate waarin vrijwilligers en professionals zich handelingsbekwaam voelen ten opzichte van de doelgroep;

        • -

          indicatie van de mate waarin deelnemers zich gezien, begrepen en welkom voelen op reguliere plekken.

  • 3.

    Herontdekken van interesses en vaardigheden

    Deze subsidiabele activiteit duurt maximaal een jaar en de begeleiding richt zich op;

    • a.

      Begeleiding bij het herontdekken van zinvolle daginvulling en;

    • b.

      Begeleiding bij ontwikkelen en/of herontdekken van interesses en vaardigheden die bijdragen aan het meedoen in de maatschappij en;

    • c.

      Begeleiding bij het herontdekken van de huidige positie op de participatieladder en welke stappen ze daarop nog kunnen nemen.

      Prestatie indicatoren

      • -

        het aantal deelnemers per jaar;

      • -

        het aantal dagen dat deelnemers ondersteuning krijgen;

      • -

        het aantal deelnemers dat tot zelfstandige daginvulling komt na ondersteuning.

Artikel 34.4 Subsidieontvanger

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd door organisaties die accommodaties in Zwolle hebben, dan wel gebruik kunnen maken van gemeentelijke en/of gesubsidieerde accommodaties.

  • 2.

    De organisatie heeft minimaal twee jaar ervaring binnen Zwolle met (een gedeelte van) de doelgroep.

  • 3.

    De organisatie is een rechtspersoon.

Artikel 34.5 Subsidieaanvraag

    • 1.

      Aanvragen kunnen voor één of voor meerdere subsidiabele activiteiten worden ingediend, zoals beschreven onder artikel 34:3 van deze verordening.

    • 2.

      De subsidieaanvraag bestaat uit:

    • a.

      Een plan van aanpak met beschrijving van de activiteiten die de aanvrager wil uitvoeren per subsidiabele activiteit, zoals genoemd in artikel 34:3 en omvat een beschrijving hoe de aanvraag voldoet aan de subsidiecriteria, zoals genoemd in artikel 34:7 en omvat de volgende informatie:

    • I.

      aan welke beoogde beleidsdoelstellingen en beoogde resultaten de subsidiabele activiteit bijdraagt;

    • II.

      de aansluiting van de activiteit op de maatschappelijke effecten en een eigen onderbouwing van de effectiviteit door de aanvrager; in concreto de onderbouwing op welke wijze de betreffende activiteit bijdraagt aan het maatschappelijk effect;

    • III.

      welke doelgroepen bereikt worden;

    • IV.

      de wijze van monitoring en verantwoording van de indicatoren per subsidiabele activiteit;

    • V.

      de manier waarop, zoveel als mogelijk, van bestaande locatie(s) en voorzieningen gebruik wordt gemaakt en welke locatie(s) en voorzieningen dit betreft waar de activiteit wordt uitgevoerd.

    • b.

      Een exploitatiebegroting waarin voor de gesubsidieerde activiteiten inzicht wordt gegeven in tenminste:

    • I.

      personeelskosten;

    • II.

      huisvestingskosten;

    • III.

      (directe) activiteitskosten;

    • IV.

      indirecte kosten/overhead;

    • V.

      alle aan de activiteiten te relateren opbrengsten inclusief een opgave van de bij andere bestuursorganen, private organisaties of natuurlijke personen aangevraagde of toegekende bedragen.

    • 3.

      Partijen kunnen zelfstandig of gezamenlijk een subsidieaanvraag indienen. Bij gezamenlijke aanvraag verwachten we dat een penvoerder de aanvraag en de verantwoording doet namens alle partijen. De penvoerder wordt hiervoor gemachtigd door de samenwerkende partij(en) en deze machtiging wordt bij de aanvraag gevoegd.

    • 4.

      In afwijking van artikel 1:7 lid 2 ASV dienen subsidieaanvragen voor het jaar 2022 voor 15 oktober 2021 te zijn ingediend. In de daaropvolgende jaren moet de subsidieaanvraag voor 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft zijn ingediend.

    • 5.

      Het college beslist op de aanvraag tot subsidieverlening binnen acht weken nadat de raad de begroting voor het kalenderjaar waarin de activiteit aanvangt heeft vastgesteld. Het college kan deze termijn met ten hoogste zes weken verlengen.

Artikel 34.6 Subsidieplafond

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast, dat ten hoogste beschikbaar is voor de subsidiëring krachtens deze verordening.

Artikel 34.7 Subsidiecriteria

Voor het verlenen van subsidie gelden de volgende criteria

    • 1.

      De activiteiten zijn vrij toegankelijk als algemene voorziening in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

    • 2.

      Het aanbod is afgestemd op de vraag van de inwoner.

    • 3.

      De doelgroep is betrokken bij de ontwikkeling van het aanbod en heeft een actieve rol in de realisatie daarvan.

    • 4.

      Het aanbod is een aanvulling op (bestaande) welzijns-, sport en/of culturele activiteiten, vormen van ondersteuning en voorzieningen die van belang zijn voor de doelgroep.

    • 5.

      De organisatie heeft een aantoonbare samenwerkingsrelatie met organisaties, instanties en verwijzers die de beoogde doelgroep in beeld hebben.

    • 6.

      De organisatie heeft kennis en ervaring met (een gedeelte van) de doelgroep.

    • 7.

      De organisatie toetst kort cyclisch het resultaat van het aanbod om tijdig te kunnen bijsturen in aanpak en ondersteuning.

    • 8.

      Activiteiten worden uitgevoerd binnen de beschikbare budgetten.

    • 9.

      Activiteiten worden zoveel mogelijk met vrijwilligers en collectief georganiseerd en met inzet van professionals indien dit noodzakelijk is. De activiteiten worden aangeboden op bestaande locaties en voorzieningen.

    • 10.

      Aanvrager niet reeds voor dezelfde activiteiten subsidie ontvangt van de gemeente Zwolle.

Artikel 34.8 Selectiecriteria

Na de uiterste indieningsdatum en ontvangst van de volledige aanvragen, genoemd in artikel 34:5, en voldaan is aan de subsidiecriteria, vindt rangschikking plaats van alle activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd per subsidiabele activiteit.

    • 1.

      Indien voor een van de drie genoemde subsidiabele activiteiten geen tot onvoldoende aanvragen zijn ingediend of dat de breedte van de doelgroep onvoldoende bediend wordt, dan vindt overleg plaats met de meest aangewezen partij(en) met het verzoek of zij hun aanvraag daarop kunnen aanpassen.

    • 2.

      De rangschikking per subsidiabele activiteit wordt bepaald door de punten onder a tot en met e bij elkaar op te tellen:

    • a.

      0 tot 40 punten voor de mate waarin per subsidiabele de activiteit(en) aansluit bij de beleidsdoelstellingen, de beoogde resultaten en de mate waarin de beoogde effectiviteit is onderbouwd;

    • b.

      0 tot 40 punten voor de mate waarin de kosten van de activiteit in verhouding staan tot de omvang van het aantal deelnemers en de breedte van de doelgroep die wordt bereikt en/of het effect dat wordt verwacht. We letten hierbij op de mate van collectiviteit, inzet van vrijwilligers in verhouding tot professionals en gebruikmaking van bestaande locaties, activiteiten en voorzieningen;

    • c.

      0 tot 10 punten voor de mate waarin de organisatie beschikt over een aantoonbaar netwerk en verbinding in de wijk en de buurt en voldoende kennis heeft over de verhoudingen en omstandigheden in de wijk of buurt;

    • d.

      0 tot 10 punten voor de mate waarin de organisatie aantoonbare kennis en ervaring heeft met (een deel van) de doelgroep en begeleiding daarvan;

    • e.

      0 tot 10 punten voor de mate waarin partijen samenwerken of een samenwerkingsverband vormen als dat bijdraagt aan een beter aanbod om de breedte van de doelgroep te kunnen bedienen.

    • 3.

      We hanteren de volgende verdeling van het beschikbare subsidieplafond:

    • -

      maximaal 60% wordt toegekend aan subsidiabele activiteit 1:

    • -

      Begeleiding en activiteiten;

    • -

      maximaal 20% wordt toegekend aan subsidiabele activiteit 2: Competentievergroting vrijwilligers en organisaties;

    • -

      maximaal 20% wordt toegekend aan subsidiabele activiteit 3:

    • -

      Herontdekken van interesses en vaardigheden;

    • -

      het college heeft de bevoegdheid van deze verdeling af te wijken als dit noodzakelijk blijkt te zijn voor het bereiken van de beoogde resultaten.

    • 4.

      De beoordeling en toekenning vindt plaats per subsidiabele activiteit en worden vastgelegd op een scoringsformulier.

    • 5.

      Aanvragen worden achtereenvolgend gerangschikt op basis van de puntenscore volgens de selectiecriteria en de verdeling van het beschikbare subsidieplafond over de drie subsidiabele activiteiten.

    • 6.

      Indien er bij een subsidiabele activiteit meerdere activiteiten zijn voorgesteld, dan vindt rangschikking van de activiteiten plaats op de score die zij hebben gekregen. De activiteit(en) die het hoogste scoort wordt als eerste geheel of gedeeltelijk toegekend om tot een samenhangend aanbod te komen. Voor de daaropvolgende activiteiten wordt subsidie uitsluitend geheel of gedeeltelijk toegekend als dat nodig is voor het bereiken van de breedte van de doelgroep(en).

    • 7.

      Aanvragen voor een subsidiabele activiteit die lager scoren dan 60 punten worden niet toegekend.

    • 8.

      Het college kan besluiten om tot een andere verdeling te komen om een samenhangend aanbod te krijgen die aansluit op de beleidsdoelstellingen en om de breedte van de doelgroep te bedienen, per subsidiabele activiteit.

Artikel 34:9 Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden genoemd in artikel 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht en in artikel 1:21 van de Algemene subsidieverordening, weigert het college de subsidie geheel of gedeeltelijk wanneer:

  • 1.

    niet voldaan wordt aan het gestelde in deze verordening;

  • 2.

    de aanvraag in onvoldoende mate bijdraagt of tegenstrijdig is met de beoogde doelstelling en beoogde resultaten;

  • 3.

    het doelgroepbereik en/of het effect dat van de activiteiten verwacht wordt in verhouding tot het aangevraagde bedrag onvoldoende zijn;

  • 4.

    het subsidieplafond bereikt is, zie 4:25 lid 2 AWB;

  • 5.

    de subsidieaanvrager een aanwijzing, maatregel of boete opgelegd heeft gekregen in de periode van drie jaar voorafgaand aan het jaar van de aanvraag dan kan het college de subsidieaanvraag weigeren.

Artikel 34:10 Subsidievaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling bestaat uit de volgende stukken:

  • 1.

    volledig ingevuld en ondertekend vaststellingsformulier;

  • 2.

    activiteitenverslag: Het activiteitenverslag bestaat uit een inhoudelijke verantwoording en verantwoording van de prestatie indicatoren per subsidiabele activiteit(en), zoals genoemd onder artikel 34:3;

  • 3.

    plan van aanpak op de behaalde resultaten en de mate waarin dit heeft bijgedragen aan;

    • I

      het maatschappelijk effect;

    • II

      de beoogde doelstellingen;

    • III

      de beoogde resultaten;

  • 4.

    financieel verslag: Het financieel verslag bestaat uit een totaaloverzicht van de gemaakte kosten waarvoor subsidie is verstrekt. Het financieel verslag moet conform de voorwaarden van art.1.22 Algemene subsidieverordening worden aangeleverd;

  • 5.

    het college mag in bijzondere omstandigheden gegevens opvragen welke niet staan vermeld onder 2 en 3 van dit artikel, maar die wel van belang zijn voor de beoordeling van de aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel 34:11 Subsidieverplichtingen

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:37 en 4:70 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening Zwolle is de ontvanger van subsidie verplicht om in aanvulling op de verantwoordingsverplichting onder artikel 1:11 Algemene subsidieverordening mee te werken aan monitoring en effectmeting, zoals genoemd in deze verordening onder artikel 34:5 lid 2.

Artikel 34:12 Hardheidsclausule

Het college kan de bepalingen in deze subsidieverordening in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen en de doelstelling van deze verordening.

Artikel 34:13 Publicatie

Deze verordening wordt na vaststelling door de raad bekendgemaakt.

Artikel 34:14 Inwerkingtreding

Deze subsidieverordening treedt in werking op de eerste dag na publicatie en werkt terug tot en met 1 september 2021.

Artikel 34:15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening Sociale activatie en herstel

Artikelsgewijze toelichting

Inleiding

College en raad willen de sociale basis versterken. Dat hebben ze afgesproken in de Hervormingsagenda. In maart is in de visie sociale basis vastgelegd hoe het eindplaatje, die sterke sociale basis in Zwolle er straks uitziet. Ook de weg daarna toe is beschreven: We willen de samenkracht versterken, onderweg leren van resultaat en de sociale basis samen met partners en inwoners vormgeven. Deze nota Sociale activatie en herstel is weer een volgende stap in dat proces. Met de nota beslissen raad en college om de sociale basis te versterken met een aanvullende vorm van ondersteuning voor inwoners: Sociale activatie en herstel. Hiermee dragen we bij aan het versterken van samenkracht, met name op ambitie 1: inwoners hebben sociale contacten en daginvulling, en ambitie 3: inwoners hebben gelijke kansen op een zelfredzaam leven.

Wat is er dan nieuw? Inwoners kunnen nu al op veel plekken terecht voor sociale contacten en daginvulling. Ze zijn bijvoorbeeld lid van een sportvereniging, of doen mee met activiteiten in een buurthuis, ze hebben werk, contacten via de buurt, de kerk, of zijn lid van een koor of een wandelclub. Veel inwoners vinden zelf hun weg hierin. Maar we zien dat het voor sommige inwoners moeilijk is om dat zelfstandig te regelen of dat er geen passende daginvulling is. Het gaat dan inwoners die een psychische kwetsbaarheid, gedragsproblematiek, niet aangeboren hersenletsel, autisme of een licht verstandelijke beperking hebben of om mensen die door een psychische of fysieke oorzaak in een periode van herstel zitten. Deze inwoners hebben moeite om zelfstandig tot betekenisvolle contacten en daginvulling te komen. Het verschil tussen niet-begeleide plekken in het voorveld en intensief begeleide dagbesteding is nu vrij groot. Deze inwoners hebben niet (de hele tijd) de intensieve begeleiding van dagbesteding nodig, maar kunnen nu nog niet zonder ondersteuning in de Sociale basis terecht. Ook ervaart een gedeelte van deze inwoners een drempel om naar dagbesteding te gaan, omdat het een stempel geeft. Terecht kunnen in het reguliere aanbod met een beetje ondersteuning waar nodig bevordert (het gevoel van) inclusie. We hebben daarom aanvullend aanbod nodig om een brug te slaan tussen de huidige voorzieningen en zwaardere ondersteuning te dichten.

Met dit nieuwe beleid regelen we dat deze mensen ondersteuning krijgen of activiteiten passend gemaakt worden voor hen, zodat ook zij sociale contacten en een betekenisvolle daginvulling hebben. Hiermee kunnen ze langer zelfstandig thuis blijven wonen en in periode van herstel herontdekken waar ze goed in zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor iemand met psychische klachten. Specialistische zorg vanuit de GGZ vindt steeds meer gewoon thuis plaats, zonder opname. Maar het kan best moeilijk zijn om met je psychische klachten toch een passend daginvulling te vinden. Met Sociale activatie en herstel wordt deze persoon ondersteund en gaat hij bijvoorbeeld naar een kleinschalige ontmoetingsruimte waar samen gekookt wordt en de begeleiding wordt geleerd met zijn klachten om te gaan. Ook een steeds groter worden groep mensen die niet langer in een instelling woont, maar begeleid thuis, kunnen we nu beter helpen omdat bijvoorbeeld de vrijwilligers van het wijkcentrum in de straat getraind zijn om beter om te gaan met mensen met een psychische kwetsbaarheid, waardoor deze groep zich meer thuis voelt. Of iemand herstelt van een ziekte, bijvoorbeeld een tia, en krijgt af en toe begeleiding van een getrainde vrijwilliger om, vaak opnieuw, sociale contacten te vinden of weer op te bouwen in de periode van herstel.

Wat we belangrijk vinden bij deze ondersteuning en begeleiding, de activiteiten, de heroriëntatie en de kennisoverdracht staat beschreven in de beleidsnota. Ook staat daarin welke budgetten beschikbaar gesteld worden. Tot slot is er een verordening: hier staat beschreven hoe we partijen in de stad plannen in kunnen dienen met hun voorstellen, hoe wij die beoordelen en hoe we tot subsidieverlening overgaan.

Artikel 34:1 Begripsomschrijving

In de verordening staat één begrip centraal: Sociale activatie en herstel.

Doelgroep

Deze inwoners helpen we met het aanbrengen van structuur, het activeren/bevorderen van maatschappelijke participatie, het organiseren van ontmoeting om sociaal isolement te voorkomen en het ontwikkelen van sociale vaardigheden en/of het voorkomen van achteruitgang. Alle ondersteuning is gericht op meedoen in de samenleving. Deze groep inwoners heeft meer begeleiding nodig bij het vinden van daginvulling dan de inwoners die al van het bestaande aanbod in de sociale basis gebruik maken, bijvoorbeeld omdat de accommodatie prikkelarm moet zijn. Of omdat er af en toe begeleiding nodig is om deelnemers te blijven activeren of drempelvrees te overwinnen. Meestal zal het mogelijk zijn dat ze met wat begeleiding naar bestaande activiteiten in de sociale basis gaan, soms zijn aanvullende activiteiten een uitkomst. Deze inwoners kunnen naast deze voorziening - indien het SWT daar noodzaak toe ziet – ook nog de benodigde maatwerkvoorzieningen en aanvullende zorg ontvangen die zij nodig hebben.

Artikel 34:2 Doel

Het bieden van aanvullende ondersteuning aan inwoners die niet zelfstandig zinvolle sociale contacten en daginvulling kunnen vinden, zodat deze inwoners een zinvolle daginvulling hebben, waardoor de zelfredzaamheid vergroot en minder zwaardere ondersteuning nodig is.

De gemeente beoogt met Sociale activatie en herstel de volgende maatschappelijke effecten, beoogde beleidsdoelstellingen en beoogde resultaten te bereiken:

Beoogd maatschappelijk effect

Met Sociale activatie en herstel stimuleert de gemeente een inclusieve samenleving door de inzet op meer kennis en acceptatie van de beschreven doelgroep in buurten en wijken. Daarmee neemt het sociale kapitaal van Zwolle toe en wordt deze benut om de sociale cohesie te vergroten en overlast en onbegrip te verminderen. Dit draagt bij aan de leefbaarheid en veiligheid in de buurt.

Beoogde beleidsdoelstellingen

Bevorderen van het proces van sociale activatie en herstel. De nadruk ligt voor de deelnemer op:

  • -

    Versterken zelfredzaamheid.

  • -

    Ondersteunen bij het opdoen van sociale contacten.

  • -

    Zinvolle daginvulling vinden.

  • -

    Bieden van activiteiten die hen helpen in het herstel.

  • -

    Bevorderen van het algemeen welzijn en meedoen van inwoners die vallen onder Sociale activatie en herstel.

Voor vrijwilligers en organisaties ligt de doelstelling op het:

  • -

    Vergroten van competenties van vrijwilligers en organisaties om de juiste begeleiding te kunnen bieden, drempels weg te nemen, duidelijkheid te bieden en inwoners in een fase van herstel of met een psychische kwetsbaarheid zich welkom en begrepen te laten voelen.

  • -

    verhogen van acceptatie van de doelgroep.

Beoogd resultaat

Met de inzet van Sociale activatie en herstel beogen we de volgende resultaten:

  • -

    Inwoners kunnen door de ondersteuning van Sociale activatie en herstel (beter) gebruik maken van het brede aanbod in de Sociale basis.

  • -

    De deelnemers komen tot een zinvolle daginvulling, die past bij de behoefte en interesse van de deelnemer, waardoor de zelfredzaamheid versterkt.

  • -

    Daarmee dragen we bij aan zelfstandig (blijven) wonen, op een prettige wijze en in de eigen vertrouwde omgeving.

  • -

    We dragen bij aan het maatschappelijk herstel van psychisch kwetsbare inwoners.

  • -

    Mantelzorgers weten de algemene voorziening te vinden voor degene waar zij voor zorgen. Het ondersteuningsaanbod voor hun naaste zorgt zo dat de mantelzorgers hun veerkracht behouden of terug krijgen.

  • -

    Vrijwilligers worden gewaardeerd en ondersteund vanuit de organisatie waar zij actief zijn, om zich in te zetten voor de samenleving en een bijdrage te leveren aan de ondersteuning van de doelgroep binnen Sociale activatie en herstel.

  • -

    Vroegsignalering en investeren in preventie van individuele en collectieve problemen onder de doelgroep van sociale activering en herstel voorkomt zwaardere ondersteuning waar dat kan.

  • -

    Verhoogde acceptatie van mensen met een psychische kwetsbaarheid.

Artikel 34:3 Subsidiabele activiteiten

Op basis van de analyse voegen we ondersteuning toe aan de sociale basis, bestaande uit drie onderdelen. Hiermee ontstaat een samenhangend geheel dat aansluit bij de behoefte van de doelgroep. We zien in praktijk dat sommige partijen een aanbod doen op een specifiek onderdeel, anderen op alle drie. In de nadere uitwerking in de subsidieverordening hebben we daarom de mogelijkheid gegeven om zowel op één als op meerdere onderdelen in te schrijven. Ook is het mogelijk dat partijen samenwerken en een gezamenlijk aanvraag indienen, waarbij ieders expertise tot zijn recht komt.

  • 1.

    Begeleiding en activiteiten

  • 2.

    Competentievergroting vrijwilligers en organisaties

  • 3.

    Herontdekken van interesses en vaardigheden

Het bestaande aanbod in de stad voor inwoners die zonder ondersteuning hun weg vinden, wordt aangevuld met deze voorziening. Voor ouderen is een apart aanbod in de vorm van het samenwerkingsverband SamenOuderen en de algemene voorziening Goede dagen (dagbesteding). Dit geheel vormt een sterke sociale basis.

Algemeen

In de uitvoering van Sociale activatie en herstel gaan we uit van de menselijke maat, ook al beschrijven we in de doelgroepbeschrijving de beperking van inwoners om de inwoners die hieronder vallen af te bakenen. We kijken altijd naar de mens met al zijn mogelijkheden en talenten. Dat mensen zelf ondersteuning nodig hebben, neemt niet weg dat zij met hun daginvulling ook weer waardevol kunnen zijn voor anderen. In de sociale basis is al een enorme hoeveelheid aan organisaties actief, sommige gesubsidieerd door de gemeente, andere niet. Dat bestaande aanbod aan activiteiten en ontmoetingsplekken willen we gebruiken en waar nodig alleen opplussen met ondersteuning, zodat de doelgroep daar terecht kan. Het is dus uitdrukkelijk niet onze bedoeling om een heel nieuw aanbod aan activiteiten en plekken te ontwikkelen. Alleen als de bestaande activiteiten niet voldoen aan de behoefte van de doelgroep, kunnen er nieuwe activiteiten ontwikkeld worden. Activiteiten richten zich altijd op groepen. Uitgangspunt bij dit aanbod is dat het gebaseerd is op de interesse en behoefte van deelnemers en zoveel mogelijk door en met de deelnemers zelf georganiseerd wordt, waar nodig aangevuld met vrijwilligers en ervaringsdeskundigen, met professionals beschikbaar op de achtervang of dichterbij als dat nodig is. Bij het aanbod wordt rekening gehouden met cultuursensitiviteit. Ondersteuning en begeleiding zijn altijd gericht op zelfredzaamheid en daardoor zo kort als mogelijk en zo lang als nodig. Vanzelfsprekend past de geboden ondersteuning bij de vraag die de inwoner heeft. De geboden begeleiding en kennisoverdracht gebeurt waar mogelijk in groepen. Indien iemand individuele ondersteuning nodig heeft, dan is dit kortdurend en zoveel mogelijk ingevuld door een vrijwilliger of ervaringsdeskundige, met een professional waarop teruggevallen kan worden. Indien er zwaardere ondersteuning nodig is, dan wordt het SWT betrokken om te beoordelen of er een indicatie nodig is voor individueel maatwerk.

Begeleiding en activiteiten

Het gaat hier om het creëren van de randvoorwaarden om bestaande (welzijn)activiteiten voor de doelgroep geschikt te maken, zodat deze inwoners komen tot sociale contacten en zinvolle daginvulling. Deelname leidt altijd tot één of meer van de beschreven beoogde resultaten. Alleen in het geval dat bestaande activiteiten niet voldoende aansluiten bij de doelgroep, worden (tijdelijk) aanvullende activiteiten georganiseerd.

Competentievergroting en organisaties

Het vergroten van kennis over de doelgroep bij bestaande organisaties, vrijwilligers en professionals om daarmee de juiste begeleiding te kunnen bieden, drempels weg te nemen, duidelijkheid te bieden en inwoners in een fase van herstel of met een psychische kwetsbaarheid zich welkom en begrepen te laten voelen. Hierbij wordt waar mogelijk en van meerwaarde, gebruik gemaakt van ervaringsdeskundigheid. Kennisoverdracht richt zich zo veel mogelijk op groepen.

Herontdekken van interesses en vaardigheden

De nadruk ligt op het (her)ontdekken van zinvolle daginvulling en het ontwikkelen en/of herontdekken van interesses en het versterken van (nieuwe) vaardigheden die bijdragen aan het meedoen in de maatschappij en de andere beschreven doelstellingen.

Het gaat hier om inwoners die door een impactvolle gebeurtenis in hun leven nog niet helder hebben wat ze kunnen en waar ze staan op de participatieladder of welke stappen ze daarop nog kunnen nemen. Begeleiding op dit onderdeel is dan ook specifiek bedoeld om weer te ontdekken waar iemand staat en wat er nog of weer mogelijk is op het gebied van meedoen of werk. Begeleiding op dit onderdeel is maximaal een jaar. Zodra weer helder is waar iemand staat, kan de inwoner gebruik maken van bestaande routes zoals een traject bij Tiem of vrijwilligerswerk.

Artikel 34:4 Subsidieontvanger

De gemeente stelt regels aan partijen die in aanmerking komen voor een subsidieaanvraag en kiest voor partijen die minimaal twee jaar actief zijn in de stad, de stad kennen en samenwerken met andere partners binnen het Sociaal Domein. Dit sluit aan bij de ambitie waarvoor Sociale activatie en herstel is bedoeld, namelijk om te komen tot een sterke Sociale basis, dicht bij de inwoners en bij voorkeur in de eigen wijk of buurt.

Artikel 34:5 Subsidieaanvraag

Sociale activatie en herstel is een nieuwe voorziening waaraan specifieke voorwaarden worden gesteld waaraan de aanvraag voor subsidie moet voldoen. Voor een uitgebreide toelichting verwijzen wij naar de Beleidsnota Sociale activatie en herstel, juni 2021.

Artikel 34:6 Subsidieplafond

Voor de bekostiging van Sociale activatie en herstel wordt een subsidieplafond ingesteld.

Jaarlijks wordt het subsidieplafond, voor de daaropvolgende jaren, met de begroting vastgesteld door het college.

Artikel 34:7 Subsidiecriteria

Voor het verlenen van subsidie is een aantal criteria opgesteld waaraan de voorziening moet voldoen. Bij de beoordeling van de aanvraag toetsen wij of de criteria helder onderbouwd zijn in het aanbod en de aanpak daarvan. Partijen waarvan de aanvraag voldoet aan de subsidiecriteria worden vervolgens beoordeeld aan de hand van selectiecriteria om in aanmerking te komen voor subsidie.

Artikel 34:8 Selectiecriteria

Sociale activatie en herstel is bedoeld om te komen tot een sterke Sociale basis in de stad en bij voorkeur verspreid over de wijken en buurten waar behoefte is aan deze voorziening. We streven naar een samenhangend aanbod om de breedte van de doelgroep te kunnen bedienen. De verordening staat open voor bestaande- en nieuwe partijen die een zinvolle daginvulling kunnen bieden aan de genoemde doelgroepen. Voor de beoordeling van de aanvragen zijn selectiecriteria opgesteld en de rangschikking vindt plaats op basis van een puntenscore. De uitkomst van de puntenscore wordt verdeeld over het maximaal beschikbare subsidieplafond.

Artikel 34:9 Weigeringsgronden

Niet alle subsidieaanvragen komen in aanmerking voor verlening van subsidie. Dat kan verschillende oorzaken hebben. Enerzijds omdat de aanvraag niet aansluit bij het gestelde in deze verordening en anderzijds omdat het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 34:10 Subsidievaststelling

Voor de vaststelling van de subsidie levert u een activiteitenverslag en verantwoording van het plan van aanpak, met de daarbij behorende voorwaarden. Het is een nieuwe voorziening waarvan we willen leren en waar nodig kunnen bijstellen. Daarom vragen wij u ook om een toelichting te geven waarom u denkt dat uw aanbod een bijdrage heeft geleverd aan het maatschappelijk effect, de beoogde doelstellingen en de beoogde resultaten die de gemeente voor ogen heeft met Sociale activatie en herstel.

Hoofdstuk 35 Subsidiëring ondersteuning controles Corona Toegangsbewijs

Artikel 1

  • 1.

    Deze subsidieregeling is een deelverordening als bedoeld in artikel 1.1 sub k van de Algemene subsidieverordening gemeente Zwolle;

  • 2.

    De bepalingen uit de in artikel 1 eerste lid genoemde verordening zijn van toepassing, voor zover daar in deze regeling niet van wordt afgeweken.

Begripsomschrijvingen

Artikel 2

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het college van B&W van de gemeente Zwolle;

  • b.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies zoals bedoeld in artikel 4:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

Subsidiabele activiteit

Artikel 3

Doelgroep:

  • 1.

    Alle ondernemers, cultuurinstellingen en sportverenigingen in de gemeente Zwolle die moeten controleren op het CTB kunnen een aanvraag doen voor een eenmalige uitkering die in de vorm van een subsidie wordt verstrekt;

  • 2.

    Uitgangspunt hierbij zijn de nieuwe maatregelen van het kabinet die vanaf 13 november 2021 gelden;

  • 3.

    De gepleegde inzet voor de controle moet specifiek plaatsvinden op de betreffende locatie binnen de Zwolse gemeentegrenzen waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 4 In aanmerking komende kosten

Voor vergoeding komen de kosten in aanmerking die samenhangen met de ondersteuning van de controle op de coronatoegangsbewijzen. De bijdrage vergoedt kosten voor de inzet van werknemers en arbeidskrachten die coronatoegangsbewijzen controleren of de controle van coronatoegangsbewijzen bevorderen en vergemakkelijken. Te denken valt aan de inzet van gastheren, -vrouwen of beveiligers die de toepassing van artikel 6.30 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 ondersteunen in concrete gevallen (compliance assistance). Enkel kosten voor activiteiten die plaatsvinden in de periode van 22 september 2021 tot en met 31 december 2021 komen voor vergoeding in aanmerking.

Subsidieplafond en hoogte van de subsidie

Artikel 5

  • 1.

    Voor deze regeling is een subsidiebudget beschikbaar van maximaal € 330.000,-

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde budget geldt als subsidieplafond als bedoeld in art. 4.22 Awb.

  • 3.

    Het college is bevoegd om na besteding van subsidiebudget zoals genoemd in lid 1 een nieuw subsidieplafond vast te stellen in het geval er door het Rijk in 2022 en daaropvolgende jaren aanvullende financiële middelen beschikbaar worden gesteld voor de subsidiëring van ondersteuning bij controles op het CTB.

  • 4.

    De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de aanvraag zoals ingediend door middel van het ingediende aanvraagformulier zoals bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

  • 5.

    Het maximaal toe te kennen bedrag per aanvraag bedraagt € 1.000,- .

  • 6.

    Voor iedere locatie kan maximaal één aanvraag worden ingediend.

Subsidievoorwaarden

Artikel 6

Subsidiabele kosten

Voor subsidie vanuit de regeling komen de volgende kosten ter ondersteuning van de naleving in aanmerking:

  • 1.

    verschuldigde loonkosten van werknemers en arbeidskrachten;

  • 2.

    verschuldigd vakantiegeld, verschuldigde pensioenafdrachten en sociale zekerheidslasten, in verband met de loonkosten, bedoeld onder lid 1;

  • 3.

    in geval van externe inhuur, de kosten van werving, selectie, administratie en aansturing van werknemers en arbeidskrachten;

  • 4.

    materiële kosten die de controle van het coronatoegangsbewijs en identiteitsdocument faciliteren;

  • 5.

    verschuldigde BTW, voor zover deze verschuldigd is over de kosten bedoeld onder lid 1 tot en met lid 4;

  • 6.

    kosten worden dus vergoed inclusief de betaalde BTW. Voor deze betaalde BTW kan geen beroep worden gedaan op het btw-compensatiefonds (zie artikel 7, lid 3).

Artikel 7

Niet subsidiabele kosten

Voor subsidie vanuit deze verordening komen de volgende kosten niet in aanmerking:

  • 1.

    kosten voor verplichtingen die zijn aangegaan voor 22 september 2021;

  • 2.

    kosten voor activiteiten waarvoor reeds een specifieke uitkering of een andere financiële bijdrage door het Rijk is verstrekt;

  • 3.

    kosten van activiteiten waarvoor op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968 recht op aftrek van omzetbelasting bestaat, dan wel recht bestaat op compensatie op grond van de Wet op het btw-compensatiefonds.

Eisen aan de subsidieaanvraag

Artikel 8

Aanvragen moeten worden gedaan via het digitale aanvraagformulier ‘Ondersteuning controles CTB’ waarop is vermeld welke stukken moeten worden overlegd. Aanvragen die niet volgens het digitale aanvraagformulier worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Procedure en beoordeling aanvraag

Artikel 9

  • 1.

    Aanvragen kunnen worden ingediend tot 5 januari 2022.

  • 2.

    Als het totaal van de toe te kennen bedragen boven de € 330.000,-- uitkomt zal er naar rato van het beschikbare budget worden toegekend.

  • 3.

    Zodra de aanvraagtermijn is verstreken, zal besloten worden op de aanvragen.

  • 4.

    Het college is bevoegd nieuwe indieningsdata voor subsidieaanvragen op grond van deze regeling vast te stellen ingeval er in 2022 en daaropvolgende jaren aanvullende financiële middelen door het Rijk beschikbaar worden gesteld voor subsidiëring van ondersteuning bij controles op het Corona Toegangsbewijs.

Vaststellen van de subsidie

Artikel 10

  • 1.

    Bij honorering van de aanvraag wordt het toegekende subsidiebedrag in één keer uitbetaald.

  • 2.

    Bij verlening van de subsidie wordt de subsidie direct vastgesteld.

Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Artikel 11

In alle gevallen waarin deze subsidieregeling niet of niet voldoende voorziet, beslist het College.

Slotbepalingen

Artikel 12

  • 1.

    Deze regeling treedt op de eerste dag na bekendmaking in werking en heeft terugwerkende kracht tot 21 september 2021.

  • 2.

    Deze regeling kan worden aangehaald als de 'Subsidieregeling Ondersteuning controles Corona Toegangsbewijs (CTB).

Hoofdstuk 37 Subsidieregeling Tegemoetkoming wijkaccommodaties COVID-19.2022

Artikel 37.1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    accommodatie: een dorps-, wijk-, buurthuis gericht op het ruimte bieden aan maatschappelijke en sociaal culturele activiteiten voor en door de wijk;

  • b.

    Beherende instelling: Organisatie in de vorm van vereniging of stichting die verantwoordelijk is voor het dagelijks beheer van de accommodatie en die hoofdhuurder of eigenaar is van de betreffende accommodatie.

Artikel 37.2 Doel

Subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk heeft als doel het bieden van een gedeeltelijke financiële tegemoetkoming in de kosten van de accommodaties als gevolg van omzetderving voortvloeiende uit de coronamaatregelen in het jaar 2021.

Artikel 37.3 Doelgroep

Subsidie op grond van dit hoofdstuk wordt uitsluitend verstrekt aan beherende instellingen die reeds in 2020 een structurele gemeentelijke subsidie ontvangen voor de accommodatie.

Artikel 37.4 Subsidievereisten

Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

  • a.

    de beherende instelling in het kalenderjaar 2021 verlies heeft geleden;

  • b.

    het verlies als bedoeld in sub b blijkt uit de winst- en verliesrekening in de jaarrekening 2021.

Artikel 37.5 Hoogte van de subsidie

Een subsidie bedraagt maximaal 100% van het verlies over 2021 blijkens de winst- en verliesrekening.

Artikel 37.6 Subsidieplafond

Het subsidieplafond is vastgesteld op € 77.000.

Artikel 37.7 Wijze van verdeling

Indien een subsidieplafond als bedoeld in artikel 5 ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, worden de te verstrekken subsidiebedragen voor alle aanvragen ten laste van het desbetreffende subsidieplafond naar rato naar beneden bijgesteld.

Artikel 37.8 Aanvraag

  • 1.

    De aanvrager maakt bij het indienen van een aanvraag tot subsidieverlening gebruik van het vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1:7, vierde lid, van de ASV overlegt de aanvrager bij de aanvraag de jaarrekening 2021, dan wel de staat van baten en lasten over 2021, of een verslag van de financiële positie over 2021, waaruit ook de winst- en verliesrekening blijkt.

  • 3.

    Een aanvraag om een subsidie kan, in afwijking van artikel 1:7, eerste lid, van de ASV, worden ingediend van 1 juli tot en met 31 augustus 2022.

Artikel 37.9 Beslistermijn

Burgemeester en wethouders beslissen, in afwijking van artikel 1:10, eerste lid, van de ASV binnen 8 weken nadat de termijn voor het indienen van een aanvraag als bedoeld in artikel 8 is verstreken.

Artikel 37.10 verantwoording

Subsidieverlening vindt plaats in de vorm van een besluit tot subsidievaststelling.

Artikel 37.11 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking op de eerste dag na publicatie.

  • 2.

    Deze subsidieregeling vervalt op 31 december 2022