OV haltes Loopruimte

Inrichting abri

  • Een abri staat bij voorkeur minimaal 1,50 m uit de band.
  • De abri mag niet in de weg staan voor het in en uitstappen.
  • Zorg dat er in de abri ruimte is voor een rolstoel (0,90 x 1,20 m).
  • Zorg dat het hoogteverschil tussen de vloer van de abri en het perron niet hoger is dan 5 mm.
  • Zorg dat de teksten in de abri op een leesbare hoogte voor rolstoelgebruikers worden aangebracht (tussen 0,80 m en 1,60 m hoogte).
  • Zorg dat er voor tekstborden opstelruimte voor een rolstoel is (vrije draaicirkel 1,50 m).

Een abri staat bij voorkeur minimaal 1,50 m uit de band. Volgens de normen is een vrije doorgang van 0,90 m toelaatbaar, in combinatie met het hoogteverschil van 0,18 m is dit zeker voor rolstoelgebruikers onprettig.

Instaphoogte busperron

  • Een busperron dient 0,18 m hoog te zijn.
  • De dwarshelling van het perron mag niet steiler zijn dan 1 : 50 (2%).

Er rijden steeds meer kleine busjes die ongeschikt zijn om te halteren naast zo’n verhoogd perron.

De wetgever heeft vastgesteld dat een ieder met een beperking die zelfredzaam is, zelfstandig gebruik moet kunnen maken van al het openbaar vervoer.

Zelfstandig = zonder hulp van anderen !

Opstelplaats rolstoelgebruikers

  • ≥ 1,80 m

Een rolstoelgebruiker moet op het perron voldoende ruimte hebben om via de uitklapplank de bus in te rijden.

Het perron dient ter hoogte van de toegangsdeur voor rolstoelgebruikers voldoende breed en obstakelvrij te zijn.

  • In de CROW publicatie 219c wordt voor een bus perron 2 m als minimumbreedte genoemd, terwijl in publicatie 233 1,50 m als minimum wordt genoemd.

De minimale eis van 1,50 meter biedt in de praktijk onvoldoende ruimte om als rolstoelgebruiker met behulp van de uitklapplank de bus in te rijden. Hiervoor moet minimaal 1,80 meter breedte aanwezig zijn.

Voor ontwerpers is het belangrijk om te bedenken dat het hanteren van minimale maten leidt tot vertraging bij het instappen. Juist bij het halteren (parkeren van de bus op de halte) moet gestreefd worden naar een korte halteringstijd. Een breed bus perron verkort de halteringstijd.

Vrije breedte

Basis niveau

  • Het perron is minimaal 1,50 m breed
  • De doorgang tussen de abri en de perronrand is minimaal 0,90 m
  • Minimale doorgang tussen voorzieningen is 0,90 m

Hoog niveau

  • De doorgang tussen de abri en de perronrand is minimaal 1,50 m

Bij het plaatsen van voorzieningen op het perron  moet rekening worden gehouden met de benodigde passeerruimte voor voetgangers. Bij puntvernauwingen zoals lichtmasten is deze breedte minimaal 0,90 m. Een vernauwing van 0,90 m naast een perronband van 0,18 m hoog, wordt door gebruikers veelal als griezelig ervaren. Een grotere breedte verdient daarom de voorkeur. 

Vrije draai- en manouvreerruimte

  • Er moet op het perron voldoende ruimte zijn om via de uitklapplank de bus in of uit te rijden. Dit is de ruimte voor de klep en de passeerruimte.

Het hanteren van minimale maten kan tot vertraging leiden bij het instappen. Zorgen voor een breed bus perron draagt dus niet alleen bij aan meer comfort voor de passagier, maar ook aan kortere halteringstijden

Vrije hoogte

  • Vrije hoogte in abri > 2,5 m
  • Halte aanduiding (en andere informatie die op afstand gelezen moet worden moet op > 2,30 m boven peil halteplaats.

Voorzieningen op de halte zoals de abri of informatie op een paal die vanaf grote afstand gelezen moet worden, moeten op een zodanige hoogte geplaatst worden dat er onderdoor gelopen kan worden.