Specifieke locaties Parken

Parken moeten toegankelijk zijn voor alle gebruikers en dus ook voor rolstoelgebruikers en ouders met kinderwagen. Dit is extra belangrijk omdat ouderen, gehandicapten en ouders met kinderen vaak aangewezen zijn op het groen in hun directe omgeving.

Aandachtspunten voor toegankelijke parken

  • Maak één of meerdere routes geschikt voor rolstoelgebruikers.
  • Kies bestratingsmaterialen die geschikt zijn als natuurlijke gidslijnen voor blinden en slechtzienden.
  • Plaats op regelmatige afstand banken voor mensen met weinig uithoudingsvermogen.
  • Soms is de toegang voor honden verboden. Mensen met een blindengeleidehond en rolstoelgebruikers met een hulphond kunnen niet zonder. Maak voor hen een uitzondering en maak dit kenbaar.
  • Probeer een rondgaand pad te realiseren, waarbij de rolstoelgebruiker een representatief beeld krijgt van het park.
  • Een rondgaand pad, omdat het minder leuk is om over hetzelfde pad terug te moeten gaan.
  • Zorg dat de route voor rolstoelgebruikers als zodanig herkenbaar is (bijvoorbeeld met gekleurde paaltjes met een rolstoelvignet).

Helling en hoogteverschillen

Basis niveau

  • In parken is het streven naar minimaal 1 toegankelijke, rondgaande route

Hoog niveau

  • Minimaal 1 toegankelijke, rondgaande route vereist

In parken en natuurgebieden zijn soms hoogteverschillen. Dit is vaak de charme van het terrein. Hoogteverschillen leveren fraaie beelden op en verhogen de kwaliteit van een gebied, ook voor mensen met een fysieke beperking. Helaas hebben velen van hen moeite om zelfstandig hoogteverschillen te overbruggen. Het is in parken niet altijd mogelijk om alle paden toegankelijk te maken, in verband met natuur- of cultuurhistorische waarden. Het is voor een toegankelijk park het streven dat er in ieder geval 1 rondgaande route is met overbrugbare hoogteverschillen.

Materialisering

  • Halfverharding (Schots graniet, Gravier d’Or)
  • Asfalt
  • Beton

Zorg dat het pad bestaat uit een aaneengesloten vlakke verharding, waar de wielen niet in weg kunnen zakken. Het is belangrijk dat het pad in elk jaargetijde berijdbaar is.

  • Asfalt is een ideale ondergrond. Dit materiaal is vlak en bestand tegen doorgroei van planten. Het behoeft minimaal onderhoud.
  • Een steenachtige ondergrond zoals betontegels of klinkers, voldoet ook uitstekend.
  • De laatste jaren wordt veel geëxperimenteerd met halfverhardingen zoals Dolomiet, Gralux, Kfp-mix, Provence, Baromix en Leem. Wanneer deze materialen juist worden aangebracht, voldoen zij aan de eisen voor toegankelijke looproutes.
  • Schelpenpaden kunnen geschikt zijn voor rolstoelgebruikers, mits de schelpen na het aanbrengen goed worden gewalst.
  • Gras en grind zijn ongeschikt, maar het is mogelijk om dit materiaal met behulp van kunststof rasters over een korte afstand rolstoeltoegankelijk te maken. Dit is een kostbare oplossing en de rasters en het vulmateriaal moeten precies worden aangebracht.

Aandachtspunt

Extra aandacht is nodig voor plaatsen waar bij een regenbui veel water over de weg stroomt (in een helling bijvoorbeeld). Dit kan het pad onberijdbaar maken.

Routegeleiding

Basis niveau

  • Natuurlijke gidslijnen gebruiken
  • Zorgen voor duidelijke pad afscheiding

Hoog niveau

  • Minimaal 1 toegankelijke route, met voelbare gidslijn (bijv. kantopsluiting met cortenstalen band)

Natuurlijke gidslijnen in parken zijn vooral de randen van het pad en plantvakken of hagen langs het pad. Voor mensen met een visuele beperking is het belangrijk dat het pad goed zichtbaar is en er geen gras e.d. op het pad groeit, omdat zij dan het verschil tussen het pad en de berm niet meer kunnen voelen.

Om de rand van het pad scherp te houden kan een kantopsluiting helpen. Bij een cortenstalen band is er ook een opstaand randje.

Rustpunten

Basis niveau

  • Om de 300 m zitgelegenheid langs rondgaande route

Hoog niveau

  • Verharde opstelplaats naast bank voor rolstoelen, rollators, scootmobielen
  • Banken met leuningen

Het gebruik van parken en ook wel pleinen bestaat vaak uit het lopen van een rondje en het zitten en rondkijken naar de omgeving en andere mensen. Voor toegankelijke routes in parken is om de 300 m een bank of ander rustpunt nodig. Overigens zijn er verschillende eisen aan routes.

Tekens en bewegwijzering

  • Beperk de hoeveelheid wegwijzers
  • Gebruik zoveel mogelijk standaard wegwijzers

Parken en pleinen kennen meerdere routes en bestemmingen, voor verschillende gebruikers. Te veel informatie maakt de informatie niet duidelijker. Geef alleen hoofdbestemmingen aan en bewegwijzer dan consequent en tot aan het doel. Gebruik zoveel mogelijk dezelfde wegwijzers.

Verlichting en zichtbaarheid

  • Parken zijn ’s nachts niet verlicht

In parken is geen verlichting, in verband met natuurwaarden. Een park is, voor alle bezoekers, ’s nachts niet toegankelijk. Alleen als er een doorgaande fietsroute is in het park, kan deze verlichting krijgen.

Vrije breedte

  • ≥ 1,8 m
  • Doorgang (bijv. paaltjes) op looproute ≥ 0,85 m
  • Breedte gecombineerd fiets-, wandel- (en rolstoel)pad ≥ 3,0 m
  • Bij voorkeur 1 m gazon aan weerszijden van het pad)

De vereiste minimale breedte van een voetpad is 1,20 m (1,8 m wanneer mensen elkaar moeten passeren). In parken en natuurgebieden bevindt zich langs de rand van het pad vaak beplanting. Het is goed om daar een rand van > 1 m gazon langs te maaien (ook overhangend extensief gras belemmerd het gebruik). Paden van halfverharding als Schots graniet hebben een standaardbreedte van 2 m. Paden met halfverharding waar weinig op gelopen wordt, worden in de loop van de tijd smaller. Er kan, afhankelijk van de situatie, ook asfalt (eventueel met afstrooilaag) of (voor fietspaden) beton gebruikt worden.

Vrije hoogte

  • ≥ 2,3 m
  • Houd parken gedurende het hele seizoen vrij van overhangend groen boven voetpaden. 

Overhangende takken zijn een belemmering voor vooral mensen met een visuele beperking. Het maakt dat mensen zich onveilig voelen en het levert soms verwondingen op. De hoogte moet vrij blijven, ook als de beplanting groeit na het snoeien.