Trappen Loopruimte

Korte trappen en opstapjes

Trappen van slechts één of enkele treden komen veel voor. Vanuit het oogpunt van gebruiksgemak en veiligheid dienen bij voorkeur ook trappen die uit slechts één of enkele treden bestaan te worden voorzien van leuningen of een ander soort steun- of grijppunt.

In het ontwerp dient de afweging te worden gemaakt of korte trappen en opstapjes met steun- en grijppunten tot obstakelvorming leiden in de openbare ruimte, of dat ze te vermijden zijn.

Onregelmatige trappen

Onregelmatige trappen, dat wil zeggen trappen waarvan de optreden en/of aantreden onregelmatige afmetingen hebben, zijn voor iedereen lastig in het gebruik. Deze moeten daarom worden vermeden op belangrijke looproutes.

Afwijkende verhoudingen, zoals extra grote aantreden of afwisselende op- en aantreden kunnen zorgen voor een onprettige loop of zelfs struikelgevaar. Verder dient een trap voldoende ruimte te bieden voor mensen om elkaar te passeren en dient de trapleuning onder- en bovenaan de trap 0,30 m horizontaal door te lopen.

Maatvoering traptrede

  • Aantrede (diepte van de trede) ≥ 0,30m
  • Optrede (hoogte van de trede) ≥ 0,15 tot 0,18 m. 
  • De som van de aantrede en tweemaal de optrede ligt tussen de 0,60 en 0,65m.
  • De welhoek (de hoek van het afschot tussen twee traptredes) moet ≤ 15 graden zijn.
De tekening toont maatvoeringen voor een toegankelijke trap.

Vrije breedte

Basis niveau

  • ≥ 1,20m (tussen de leuningen)
  • Bij trappen in vluchtwegen: ≥ 1,30m (tussen de leuningen)

Hoog niveau

  • ≥ 1,50 m op plaatsen waar mensen elkaar veelvuldig passeren of met tassen lopen (bijvoorbeeld winkelcentra)

Vrije draai- en manoeuvreerruimte

Basis niveau

  • Aan het begin en uiteinde van een trap bevindt zich een vrije manoeuvreerruimte van 1,20x1,20 m.

Hoog niveau

  • Aan het begin en uiteinde van een trap bevindt zich een vrije manoeuvreerruimte van 1,50x1,50 m

Vrije hoogte

  • ≥ 2,60 m 
  • ≥ 2,30 m bij incidentele objecten