Visuele beperking

Blinden en slechtzienden oriënteren zich op een andere manier dan mensen die goed zien. Hieronder meer informatie over hoe ze dat doen en wat dat betekent dat voor de wijze waarop ze zich door een stad verplaatsen.

Blinden

Er bestaan meerdere hulpmiddelen die blinden in staat stellen zich in de openbare ruimte te oriënteren. Sommige blinden of slechtzienden worden geholpen door blindengeleidehonden, anderen met een bovengemiddeld gehoor maken gebruik van echolocatie (het oriënteren met behulp van de echo van het getik van de taststok). Het belangrijkste en meest gebruikte hulpmiddel voor de meeste visueel gehandicapten zijn geleidelijnen. Ze worden in de bestrating van de openbare ruimte opgenomen en kunnen met de taststok en de voet gevolgd worden. De mate waarin blinden en slechtzienden zich zelfstandig kunnen verplaatsen in de openbare ruimte is sterk afhankelijk van hun oriëntatievermogen. 

Daar waar natuurlijke gidslijnen ontbreken kan de geleidelijn als overbrugging ingezet bieden. De geleidelijn is dus in de eerste plaats een hulpmiddel dat gebruikt wordet op die plekken waar een natuurlijke gidslijn ontbreekt. Dat betekent dat ze geen complete route van A naar B beschrijven.

Slechtzienden

Slechtzienden hebben nog enig zicht over (de restvisus) die hen helpt zich te oriënteren. Er zijn vele soorten slechtziendheid met heel diverse kenmerken, maar de gemene deler is dat met dat resterende zichtvermogen met name grotere contrasten waarneembaar zijn.

Contrastverschillen kunnen zich in de openbare ruimte op tal van manieren voordoen. Als de zon schijnt vergroot dat het contrast tussen de lichte en schaduwzijde van bijvoorbeeld een straat. Een lichte of juist donkere gevelbekleding kan contrasteren met de bestrating die voor het gebouw ligt.

Zwart asfalt contrasteert met lichte stoeptegels, of de witte vlakken van een zebrapad. Net als een spiegelend oppervlak met een matte bestrating. Dergelijke contrasten zijn als het ware de gidslijnen voor de slechtzienden - contrasten die de stad van zichzelf biedt en kan helpen bij het oriënteren. Veel van die contrasten zijn echter incidenteel en kunnen niet systematisch als hulpmiddel dienen.

Daarom hebben geleidelijnen een dubbelfunctie. Ze dienen als hulpmiddel voor zowel blinden als slechtzienden. Dat is waarom ze in de regel contrasteren met de omliggende bestrating, om ze voor slechtzienden zichtbaar te maken. Overigens dienen, bij het toepassen van geleidelijnen, de in de situatie aanwezige contrasten wel in het oog te worden gehouden. Rijke en veelkleurige tegelpatronen kunnen bijvoorbeeld een geleidelijn onzichtbaar maken. Het kan ook voorkomen dat de in de omgeving aanwezige contrasten zodanig zijn dat extra contrast overbodig is.

Overigens zijn er ook slechtzienden die aanvullend, met voet of stok, de tactiliteit van de geleidelijnen gebruiken.

Gebruik van hulpmiddelen

De taststok

De taststok wordt gebruikt om het loopoppervlak af te tasten op oneffenheden (trottoirbanden, hellingen, losliggende tegels) en obstakels om zo een veilige looproute te bepalen.

Voor taststoklopers biedt de stad twee middelen ter oriëntatie. Het eerste en veruit het belangrijkste hulpmiddel zijn de natuurlijke gidslijnen. Dat zijn bijvoorbeeld gevels van gebouwen, muurtjes, hekken, randen van plantsoenen, en tuintjes, of verhogingen en opstaande randen. Met die natuurlijke gidslijnen kunnen blinden ver komen.

De blindengeleidehond

Een blindengeleidehond is getraind om zijn baas om obstakels heen te leiden, om de veiligste route te kiezen en om aangeleerde oriëntatiepunten op een route aan te geven. De hond heeft geleerd om op het trottoir te lopen en gebruikt daarbij de trottoirband, gemarkeerd door een hoogteverschil, als herkenningspunt.

Over het algemeen is de hond niet in staat om gebruik te maken van kleurverschillen of subtiele verschillen in de textuur of contrast van het bestratingmateriaal. Het is een misverstand dat een geleidehond de weg weet of kan aangeven wanneer zijn baas veilig over kan steken. Dit blijft altijd de verantwoordelijkheid van de visueel beperkte persoon zelf.

Herkenningsstok

Veruit de grootste groep slechtziende mensen gebruikt géén taststok of geleidehond. Zij zijn dus niet eenvoudig als zodanig herkenbaar. Soms hebben zij, bijvoorbeeld bij het oversteken, wel een kortere herkenningsstok om aan de medeweggebruikers duidelijk te maken dat ze slechtziend zijn.

Elektronische hulpmiddelen voor obstakeldetectie of oriëntatie

Er zijn verschillende elektronische hulpmiddelen die, net als de taststok en de geleidehond, gericht zijn op het detecteren van obstakels.

Daarnaast bestaan er elektronische hulpmiddelen gericht op navigeren en oriënteren. Deze werken veelal op basis van GPS en kunnen hulp bieden bij het bepalen waar men is en bij het vinden van de weg.

GPS-hulpmiddelen zijn nog niet nauwkeurig genoeg om aan te geven of men wel of niet op de stoep loopt.

GPS-hulpmiddelen werken alleen op plaatsen waar voldoende satellieten worden ontvangen, dus niet ín gebouwen en ook niet goed tussen hoge bebouwing of bomen.